U ZIET ME!

‘Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want U bent bij mij.’ Psalm 23:4

Door een dal van diepe duisternis gaan, geen hand voor ogen kunnen zien, dat is erg.

Er kan zomaar een gevoel van verlatenheid op je vallen.

Kon je voorheen nog van alles doen, dat is nu helemaal weg.  

Op zo’n moment zegt het schaap uit Psalm 23: ‘U!’

Het kijkt op.

‘Nú moet ik er zeker van zijn dat U, mijn Herder, er voor me bent met Uw aandacht en zorg!’

Tot op dat moment zei het schaap van deze Herder steeds: ‘Hij…’

Maar nu het helemaal donker is, kijkt het op en zegt: ‘U! U bent bij mij!’

Geen spoortje van angst of zenuwachtigheid.

Geen sprake van wanhoop.

Het schaap zegt heel stevig en zeker : ‘Ik ben niet bang, want U bent bij mij.’

‘U’ met nadruk!

‘U bent wel bij me, maar wat ben ik báng! Het zou beledigend zijn voor de Herder om dat te zeggen.

Als je angstig en verbijsterd bent over alle duisternis om je heen, zeg dan hardop of zachtjes:

‘U, Heer Jezus, bent bij mij!’

En kijk dan omhoog

YouTube-video The God Who Sees

Kathie Lee Gifford & Nicole C. Mullen’s schreven een modern oratorio, dat vertelt over Hagar, Ruth, David en Maria en de beloften die God hen deed.

Vrij vertaald:

Hagar was een alleenstaande moeder. Ze was in de steek gelaten door haar familie. En daar in de wildernis, alleen met haar zoon en met weinig voorzieningen, vraagt ze zich twijfelend af: ‘Kan dit iemand iets schelen?’

Ze huilt in de woestijn. Ze verliest zich in wanhoop en denkt dat niemand van haar houdt
Dat er niemand voor haar is.

Maar dan zegt God: ‘Ik zal als een ring van vuur om haar heen zijn, Ik zal met Mijn heerlijkheid bij je zijn. De kracht van Mijn aanwezigheid zal haar op haar knieën brengen. En Ik zal haar weer optillen. Want Ik ben de God die ziet.’

Dan spreekt Hij zacht fluisterend, roept zachtjes haar naam – ze voelt Zijn armen om haar heen als Hij haar vasthoudt – ‘Ze zal nooit meer dezelfde zijn, omdat Ik de God ben die nooit verandert. Mijn beloften blijven waar als de wereld je in de steek laat. Dat is wat Ik zal doen.’

Er was nog een vrouw, Ruth. Ze kwam uit Moab, en kende verdriet en hartepijn. Ze was weduwe en woonde bij haar schoonmoeder, die ook weduwe was. En nu was het tijd om verder te gaan met haar leven.

Ruth was nooit in Bethlehem geweest. Ze had nog nooit van het Broodhuis geproefd. Maar nu had ze een innerlijke uitnodiging gehoord om te komen proeven en zien. Ze beloofde haar schoonmoeder ‘Waar u heen gaat, zal ik gaan. Waar u neerligt, zal ik neerliggen. Waar u sterft, zal ik sterven.’ En zo begint haar reis naar het Beloofde Land. Ze reist door de woestijn, en laat haar wanhoop los. Ze hoopt op een toekomst, en bidt dat God haar daarheen zal leiden.

En Hij zegt: ‘Ik doe een ring om je vinger. Ik zal in jouw baarmoeder een kindje zegenen. De Heiland zal door jou geboren worden, om de wereld van zonde te bevrijden. Hij zal alles nieuw maken, en jou weer tot leven brengen door Zijn liefde.

Ruth kreeg een zoon, Obed, die ook een zoon kreeg, Jesse, die ook weer een zoon kreeg: David.

Die David, eens een herdersjongen, een machtige krijger en gezalfde koning, is alleen in het donker en doodsbang. Hij verstopt zich in de woestijn, vecht tegen de wanhoop. Hij denkt dat zijn leven voorbij is en dat het God niet kan schelen.

Maar God zegt: ‘Ik zal de Rots van jouw redding zijn. Ik zal je overeind houden door de kracht van Mijn rechterhand. De kracht van Mijn Geest zal jou bevrijden van je angst, in je diepste nood. Je zult zien dat Ik bij je ben. Ik ben er en Ik zal als een ring van vuur om je heen zijn en Ik zal met Mijn heerlijkheid bij jou zijn. De kracht van Mijn aanwezigheid zal je op de knieën brengen. Dan zal Ik je weer optillen, want ik ben de God die ziet.’

En dan komt, uit de geslachtslijn van David, eindelijk Jezus de Messias, de Gezalfde. Yeshua, de Christus. Geboren in hetzelfde Broodhuis van Brood om het Brood des Levens te zijn. In de stad Bethlehem. Hij groeide op, en werd de Zoon van God genoemd. Hij is Emmanuel, God met ons. Hij genas mensen en openbaarde dingen van God.

Toen had Hij eens een ontmoeting met Maria van Magdalena, een vrouw die werd geplaagd door demonen, gekweld door boze geesten. Jezus bevrijdde haar, en Maria volgde Hem. Zij luisterde aan Zijn voeten. Ze diende Hem en hield van Hem. O, wat hield ze van Hem. Maar toen ze toekeek hoe ze Hem aan het kruis spijkerden, en Zijn lichaam in het graf legden,  stierf haar hoop. Ze huilt in de tuin. Ze is gebroken door wanhoop. Ze zoekt haar Verlosser. Maar Zijn lichaam is er niet.

Dan zegt Hij: ‘Maria!’ Glorie, glorie, glorie, halleluja! ‘Ik zal met Mijn heerlijkheid bij je zijn. Elke knie zal voor Mij buigen en elke tong Mij belijden. Ja, de hele wereld zal Mij aanbidden in Mijn Heiligheid. Ik zal als een ring van vuur om je heen zijn en Ik zal met Mijn heerlijkheid bij je zijn. De kracht van Mijn aanwezigheid zal je op de knieën brengen en Ik zal je weer optillen. Want Ik ben de God die ziet, Oh, ik ben de God die ziet, ik zie jou.’

‘Ik ben de God die je ziet in je wildernis en in je gebrokenheid. Als je je eenzaam voelt, ben Ik de God die ziet op eenzame plaatsen, in je lege ruimtes. Ik ben de God die ziet.’

‘Ik ben dichterbij dan je durft geloven, hier in de lucht die je inademt. Ik ben de God die ziet,

Ik zie jou!’

Bron: Musixmatch; Songwriters: Aileen Nicole Coleman Mullen / Kathy L Crosby