De school waar ik heen ging stond erom bekend dat het christelijk geloof er werd afgebroken. Leerlingen die als christen binnenkwamen, verlieten de school vaak als atheïst. Het evangelie en de Bijbel werden namelijk systematisch afgekraakt en afgedaan als literatuur en onwaar. Religie in het algemeen werd afgekraakt, maar het christelijk geloof in het bijzonder.
Ik herinner me dat ik in de loop van het eerste jaar tegen mijn leraar zei: ‘Ik begrijp dat je niet kunt bewijzen dat de Bijbel de waarheid spreekt. Maar ik geloof dat u ook niet kunt bewijzen dat hij onwaarheid spreekt. Klopt dat?’
We kregen er discussies over en ik dacht ‘Waarom ga ik deze discussie eigenlijk aan, ik sta toch aan hun kant?’
Geleidelijk aan begon ik me te realiseren dat ik intellectueel zover was dat ik kon zeggen: ‘Ja, ik geloof heel vreemde dingen, zoals bijvoorbeeld dat Jezus door muren heen kon gaan en over water kon lopen.’
Ik kwam zover dat ik kon zeggen: ‘Dit zou weleens echt waar kunnen zijn!’
Het kwam tot een climax toen ik vanwege de vakantie naar huis ging. Ik ontmoette de vrouw weer met wie ik een relatie had op de middelbare school. Het was overduidelijk: zij was verder gegaan met haar leven. Ik was er kapot van en kon alleen maar denken: ‘ze is weg!’
Ik herinner me dat ik daar melodramatisch op reageerde. Ik liep op straat in de regen te huilen en belandde op de trappen van een kerk. Daar ging ik zitten en ik zei: ‘God, dit is verschrikkelijk, ik ga dood. Ik weet niet wat ik moet doen!’
In het vliegtuig terug naar school las ik ‘More than a carpenter’ / ‘Meer dan een timmerman’, van Josh MacDowells. Aan het einde van zijn boek schrijft hij een gebed van bekering. Ik zei tegen mezelf: ‘Oké, nu is het tijd.’ En ik bad dat gebed. Zo werd ik christen in het vliegtuig op de terugweg naar school.
Ik ben zo blij dat ik die keuze heb gemaakt.
Wat mijn relatie betreft, als ik daarop terugkijk, dan zou je de christelijke term ‘afgoderij’ daarvoor kunnen gebruiken.
Zij was mijn god. Ze was mijn alles. Ik keek echt zó naar haar op. Ik denk dat er sprake was van een binding als met een moeder. Ik klampte me dwangmatig aan haar vast. Later zag ik in dat dat infantiel was. Zo kinderlijk! Ik had haar nodig om als een moeder voor me te zijn en me te beschutten en te beschermen. Al die dingen speelden een rol in mijn relatie met haar.
Zij maakte ook mijn eenzaamheid minder. Later begreep ik pas hoe eenzaam ik diep van binnen was. Zij was voor mij gewoon als een soort warme deken, een bedekking, een houvast die in al mijn behoeften voorzag. Ik vervloeide met haar. We vormden een symbiotische eenheid.
Zij was ook een geestelijke houvast voor mij. Dat maakte dat ik tijd nodig had om van haar los te komen.
Helaas ben ik later nog weleens verwikkeld geraakt in emotionele afhankelijkheid. Gesprekken hielpen me om de cyclus te gaan zien van hoe ik mezelf aan iemand hechtte die mij een gevoel van eigenwaarde en zin gaf.
Als je dat doet, dan ben je geestelijk aan die persoon gebonden totdat die band bewust verbroken wordt en je hem loslaat. Dat deed ik in gebed.
Ik koos er destijds voor om mezelf, mijn ziel, te verliezen in die andere vrouw. Ik goot mezelf als het ware uit in haar. Die keuze had consequenties. Nu moest ik mezelf terug zien te vinden.
Ik denk dat Jezus de enige is die daarbij kan helpen. Door Zijn kracht. Om mezelf weer terug te vinden en terug te komen in mezelf, waar ik thuis hoor.