Christie vertelt voor Pure Passion over haar jeugd en groeiende aantrekking tot vrouwen. Vanwege de lengte van haar getuigenis op YouTube, verdelen we het over vier stukken. Dit is het derde deel. De tekst is vrij vertaald en wat ingekort.
Ik had geen idee wie ik was. Ik had mijn eigen identiteit geconstrueerd. En dat functioneerde. Maar niets daarvan kwam voort uit wie ik werkelijk van binnen was. In mijn relaties was ik op jacht naar mezelf en heel en compleet worden. Ik ervoer het zo dat ik een soort schaduw was van een persoon die ik zelf niet had gemaakt. Maar ik wist niet wie dat was.
Mijn geliefde tijdens mijn middelbare schooltijd had veel eigenschappen die ik geweldig vond. Ze was sterk, attent en zachtaardig en ze had een soort stille wijsheid over zich, waartoe ik me enorm aangetrokken voelde. Ik wilde die eigenschappen voor mezelf hebben. Ik was op zoek naar mezelf in haar.
Later ontdekte ik dat ik veel van die eigenschappen zelf heb. En dat ze deel uitmaken van hoe God mij gemaakt heeft. Ik bewonderde ze in mijn geliefde en wilde ze hebben. Dat was fundamenteel in die relatie.
Dat zij mij wilde hebben, gaf me een geweldig gevoel. De vrouw die ik geweldig vond, had alle eigenschappen die ik begeerde. Die ik eigenlijk ook had, maar ik stond er niet mee in contact. Zij wilde mij, en dat was een overweldigende en verslavende ervaring voor mij.
Toen we afstudeerden begon onze relatie uit elkaar te vallen. Mijn vriendin zag in dat onze relatie erg intens en vooral ook obsessief was. Ik denk dat ze daar een beetje gek van werd. Ze begon afstand te nemen en trok zich terug. Maar ze had mijn ziel in haar lichaam. Voor mij was haar terugtrekking dus bijzonder angstaanjagend en verwarrend.
Ik ging naar de universiteit en herinner me nog hoe ik daar aankwam. Ik was scherp en kritisch. Vanaf de middelbare school roeide ik, daar was ik goed in. In mijn nieuwe omgeving liep ik stoer rond in mijn sportkleding. Met een grijns op mijn gezicht. Een houding van raak mij niet aan. Ik was luidruchtig, hield van humor en was onstuimig.
Wat ik heel mooi vind aan Jezus dat is dat Hij wist wat ik nodig had en wanneer ik dat nodig had. Ik had mezelf geïdentificeerd als lesbisch en had zoiets van: ‘oke, dit werkt voor mij.’ Ik liep langs het clubhuis van homo’s en lesbiënnes op de campus en dacht: ‘zal ik daar vandaag binnengaan?’
Ook overwoog ik om van geslacht te veranderen, omdat ik steeds verliefd werd op vrouwen die echt ‘cool’ waren. Ik dacht dat als ik met één van hen zou trouwen, het probleem opgelost zou zijn. Maar het toeval wilde dat ik waarschijnlijk naar de enige school in het land ging met een christelijke stuurvrouw.
Mijn stuurvrouw was van cruciaal belang voor mij, omdat roeien mijn leven was. Ik was er goed in. Het was een gebied waarop ik me zeker voelde. Als er iemand was op wie ik indruk wilde maken, dan was het mijn stuurvrouw.
Ik ontdekte dat zij christen was. In die tijd waren de meeste stuurvrouwen in het land lesbisch, maar de mijne niet. Ze was christen. Ik ging naar haar toe en zei: ‘Ken jij soms een goede gemeente waar ik heen kan gaan?’ Ze zei: ‘Ja hoor’, en bracht me in contact met een paar andere christelijke roeiers. Ik wist niet dat dat voor mij het begin was van een intense bekering.
Ik zag hoe die vrouwen met elkaar omgingen. Op een manier die aantrekkelijk en onweerstaanbaar voor mij was. Ik zag hoe ze van elkaar hielden vanuit hun hart. Ze moedigden elkaar aan, daagden elkaar uit om beter te presteren en ze steunden elkaar.
Er was geen sprake van pretenties of een houding van ‘ik heb je nodig, heb jij mij nodig?’ Ik zag pure, oprechte liefde. Ik dacht: ‘Dát is cool. Dat wil ik ook.’
Er ontstonden gesprekken over God. Daarin stelde ik me hard op. Ik zou wel even vertellen hoe dom ze waren om te geloven dat Jezus stierf: ‘Jezus stierf en stond op uit de dood? Ben je gek?’ Ik had geen respect. Maar Godzijdank hielden die vrouwen het met me uit. Ze keken verder dan mijn houding en mijn gebrokenheid. Ze zagen mij als een vrouw die Jezus nodig heeft. Ze verdroegen me.
Tot op de dag van vandaag sta ik er versteld van dat ze mij niet loslieten. Want ik was grof en onbeleefd. Ik was niet aardig. Niet iemand voor wie je je in zou willen zetten. Toch bleven ze naast met staan. Ik denk dat Jezus leefde in deze vrouwen.
Tegelijkertijd begon mijn intellectuele worsteling met het geloof. Ik las apologetische boeken (over de verdediging van het christelijk geloof, red.). Het was namelijk belangrijk voor mij om niet zomaar ergens in te springen om een of andere emotionele reden.