Toenemende Lesbische Verwarring (2)

Christie vertelt voor Pure Passion over haar jeugd en groeiende aantrekking tot vrouwen. Vanwege de lengte van haar getuigenis op YouTube, verdelen we het over vier stukken. Dit is het tweede deel. De tekst is vrij vertaald en wat ingekort.

Toen ik zes, zeven jaar was verhuisden we. We gingen niet meer naar de kerk. God verdween van het toneel. Ik had er geen idee van dat ik Hem om hulp zou kunnen vragen. Toen ik rond de dertien was, dacht ik: als God bestaat, zoekt Hij me wel op, ik heb Hem niet echt nodig. Toen mijn ouders uit elkaar gingen, was ik vaak alleen. Ik werd heel eenzaam. In die tijd werd ik seksueel misbruikt. Dat was een moeilijke en pijnlijke tijd. Ik herinner me dat ik dacht: zo krijg ik in ieder geval wát aandacht. Al is het op een rare manier. Op één of andere manier kwam het tegemoet aan een diepe behoefte aan aandacht en liefde in mij. Ik dacht toen nooit: O, God, help! Ik had geen idee van Gods aanwezigheid. Daar had ik niets over geleerd. Ik werd onafhankelijk en stoer en had een grote mond. Ik was kritisch en ongedurig.

Veel later, toen ik christen was, schrok ik eens enorm van een exibitionist die voor mijn raam stond. Ik woonde toen in een appartement op de begane grond. Ik reageerde daar extreem angstig op en ging naar vrienden toe. We baden samen en legden God de situatie voor. Eén van de dingen die naar voren kwam tijdens dat gebed, was mijn gevoel ‘het te verdienen.’ Er dienden zich gedachten aan als: je bent een object van perversiteit. Dat was je toen je tien was en nu ben je dat nog steeds. Lang geleden werden die woorden als zaadjes in me geplant toen ik tien was. Ik was ze gaan geloven over mezelf.  Dit ontdekte ik pas toen ik vierentwintig was. God maakte me er vrij van. Hij maakte me duidelijk: ‘Ik zie jou niet als een object van perversiteit.’ Hij gaf me gedachten over mezelf als een geliefde vrouw, een dochter van de Allerhoogste. Dat was een gezegende ervaring, die me goed deed. Ik wist niet dat ik dat nodig had. Ik had het misbruik geïnternaliseerd als ‘dat gebeurt nu eenmaal met meisjes en met mij, als meisje.’ Het was een deel geworden van mijn identiteit. Totdat Gods licht erop viel.  

Op mijn dertiende stuurden mijn ouders me naar een kostschool. Mijn moeder wilde namelijk niet dat mijn vader me toegewezen kreeg en andersom. Het goede daaraan was dat ik het huis uitging. Maar ik raakte zo elk familiegevoel kwijt: dat was weg. Ik had verschillende lagen problemen in me: genderdysforie, een moeder die wegging, verlatingsangst en misbruikervaringen. Die dingen waren er, maar ik had er geen idee van.

In mijn eerste jaar op de middelbare school werd ik verliefd op vriendinnen. Ik was verkikkerd op mijn beste vriendin. Dat was niet wederzijds, dus dat was pijnlijk. Maar in het tweede jaar werd ik verliefd op een meisje uit een hogere klas. Dat werd beantwoord en dat werd mijn eerste intieme relatie. Ik was dol op haar en ervoer een gevoel van opluchting in die relatie. Toen zij afstudeerde, ging ze van school. Dat was pijnlijk en het haalde de wond van verlaten worden open.

Toen ik voor het eerst verliefd was op een vriendin, wilde ik steeds bij haar zijn. Dan voelde ik me iets waard. Ik werd gewaardeerd. Toen de gevoelens voor mijn vriendin in mijn tweede jaar wederzijds bleken, voelde ik me niet langer alleen. Dat was een enorme opluchting, heel diep van binnen. Ik kon namelijk niet alleen zijn. Haar genegenheid en zorg namen mijn eenzaamheid weg. Ik was waardevol voor haar. Dat was zo troostend. Dit alles verraste me, omdat ik nooit had gedacht dat ik lesbisch zou zijn. Ik dacht niet aan dat woord. Die gevoelens dienden zich gewoon aan en ik kon deze vrouw niet meer uit mijn gedachten krijgen. Ik dacht steeds aan haar, wilde bij haar zijn en dacht alleen maar: Wow, wat hou ik van dit meisje. Geweldig!

Later had ik een vriendin met wie de relatie langer duurde. Ons contact was intenser en absorbeerde me helemaal. Ik herinner me dat ik mijn hand op haar schouder legde en dacht: ik zie mijn ziel mijn lichaam uitgaan en bij haar naar binnengaan. Dat voelt zo mooi. Dit moet echte liefde zijn. Niet weten waar ik ophoud en waar zij begint. We zijn één geworden.

Er was iets dubbels aan. Ik schaamde me niet voor mijn gevoelens. Mijn relatie met mijn laatste minnares was bedwelmend, verslavend, en zó geweldig. Ik was zó gelukkig. Maar er was ook een andere kant. Het ging namelijk om mijn uiterlijke persoonlijkheid. Ik had mijn vrouwelijkheid onderdrukt. In mijn jeugd kon ik me niet identificeren met leeftijdsgenootjes van hetzelfde geslacht, omdat ik niet één van hen wilde zijn. Ik leefde in een isolement ten opzichte van hen. Dat ging door tot op de middelbare school. Op school maakten ze opmerkingen als: ‘Christy is lesbisch.’ Iemand noemde me eens een ‘dijk’. Dat deed pijn. Waarom ik dat zo ervoer weet ik niet, want in wezen omarmde ik deze relatie. Maar dat ze me een ‘dijk’ noemden, een lesbiënne, dat raakte me diep. Het voelde vreselijk. Mijn omgeving wees me af vanwege mijn gevoelens. Dat gaf schaamte. Maar ik schaamde me er niet voor verliefd te zijn op  deze vrouw.

Als kind en als meisje kon ik me niet identificeren met mijn moeder, omdat ik geen band met haar had. Daardoor kon onze relatie me niet voeden in wie ik was, als vrouw en meisje. Dat zag ik later in. Je ouder van hetzelfde geslacht helpt je, als het goed is, een gevoel van zelfbewust-zijn te ontwikkelen, een gevoel van wie je bent. Ik ervoer geen verbinding met mijn moeder, en verloor daarmee dat gevoel van zelfbewust-zijn al vanaf het begin. In mijn puberteit, zou mijn vader me als meisje moeten bevestigen in mijn vrouw-zijn door me als het ware tevoorschijn te roepen en te zeggen ‘dit is vrouw zijn, een tegenover voor mannen, een mooie bloem om gekoesterd te worden door mannen. Maar daar ervoer ik niets van. Integendeel.