En deze ganse vergadering zal weten dat de HEERE niet door het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN; Die zal ulieden in onze hand geven. 1 Samuel 17:47 (SV)
In gedachten zie ik hem daar staan. Groot en imponerend. Voor niets en niemand bang. Ik begrijp het volk Israël wel dat in angst en paniek hun tenten invlucht als Goliath in het dal verschijnt en uitdaagt en spot. Het verzoek dat hij doet is echt onbegonnen werk, ook nog oneerlijk. Zelfs al zou de allerbeste en sterkste getrainde militair geselecteerd worden, dan nog staat Goliath al voor. Tegelijk is het onmogelijk om deze man die de leider is van de Filistijnen maar te laten lopen.
Al denkend en mediterend ervaar ik wel herkenning met al die kleine Israëlieten, als ik de lijn doortrek naar mijn tegenstander. Hij is soms zo groot, zo geweldig dat ik het bij voorbaat al niet zie zitten om daartegen te strijden. Als de homo-gevoelens in me weer eens de kop opsteken; ik dat verlangen naar een andere man door me heen voel jagen. Tjonge wat kan ik dan al op voorhand in de slachtofferrol kruipen, toegeven aan fantasieën, of vluchten voor die krachtpatser die mij denkt aan te kunnen.
In gedachten zie ik David het leger van zijn volk inkomen en het schouwspel van die schreeuwende Goliath en zijn vluchtende landgenoten gadeslaan. Echter, David is hier de jongen die weet vanuit welk perspectief hij leeft en strijdt. Hij weet ook hoe hij deze vijand moet bestrijden. Na zijn voorbereiding, die onder andere bestaat uit getuigen en stille tijd, staat hij tegenover de grote Goliath.
Ik vraag me af hoe ik toch op David kan lijken. Hoe krijg ik het voor elkaar om tegenwichtig te zijn, en in het juiste perspectief te staan als de strijd zich aandient? David geeft zelf het antwoord in Psalm 18. Met zijn God dringt hij door legerbenden en met zijn God springt hij over muren. David was strijdvaardig vanwege zijn verbinding met God. Dat is het middel. David ziet het zelfs niet als zijn eigen strijd. In 1 Samuel 17:47 zegt David tegen Goliath: En deze ganse vergadering zal weten dat de HEERE niet door het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN; Die zal ulieden in onze hand geven (SV).
De strijd lijkt zo tegenwichtig, maar omdat het in Gods kracht is, is het juist evenwichtig. In Hem staat de overwinning al vast. Ook als het gaat om mijn strijd tegen mijn Goliath. Als ik de goede kant uitkijk is het ook niet mijn strijd, maar de strijd van de Heere; de grote Davidszoon. Geen graf hield David’ s Zoon omkneld. Hij overwon, die Sterke Held.
Anton