‘Al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als iets enige deugd is en als er iets prijzenswaardigs is, bedenk dat.’ (Filippenzen 4:8).
Als je leert om bevrediging te vinden in gewone dagelijkse sensaties als een zacht briesje, het spel van zon en schaduw, een koel hoofdkussen, een nieuwe combinatie van kruiden, of een nieuwe muziek-afspeellijst, kun je je leven dé-erotiseren. Belangrijker nog, die ervaringen kunnen helpen je hunkering naar ongeoorloofde sensualiteit te stillen. Net zo als het genieten van een uitgebalanceerde maaltijd effect heeft op je verlangen naar snoep.
Denk er eens over na.
Als je zintuiglijk verzadigd bent door dingen die je ogen, oren, tong, huid en neus op een aangename manier prikkelen, en niet-zondig zijn, dan is het minder waarschijnlijk dat je blijft hunkeren naar allerlei sensaties buiten Gods grenzen om. Aan de andere kant schrijft Stringer, ‘Als we ons niet verwonderen over schoonheid en daar geen respect voor hebben, dan zullen we haar onvermijdelijk naar onze eigen hand willen zetten’ (p. 105).
Wat heeft dit met verlangen te maken?
Als je je afstemt op eenvoudige sensaties via je zintuigen, die God je gegeven heeft, dan bevredig je daarmee je verlangen naar sensualiteit. Tegelijkertijd vermindert daardoor je verlangen naar zondig gebruik van die sensaties. Dat komt overeen met wat Jezus leert over dat je een huis niet moet reinigen van een onreine geest, zonder het te vullen met betere dingen:
‘Wanneer nu de onreine geest uit de mens weggegaan is, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet. Dan zegt hij: ‘Ik zal teruggaan naar mijn huis, waar ik uit weggegaan ben; en wanneer hij komt, vindt hij het leeg, geveegd en opgeruimd. Dan gaat hij weg en neemt zeven andere geesten met zich mee, die meer verdorven zijn dan hijzelf, en wanneer zij naar binnen gegaan zijn, gaan zij daar wonen; en het einde van die mens wordt erger dan het begin. Zo zal het ook met dit verdorven geslacht zijn.’ (Matteüs 12:43-45).
A.J. Swoboda merkt daarover op (The Gift of Thorns, 2024, p. 149) dat het ‘doden van zondige verlangens’ ook in moet houden dat je jezelf vult met goede verlangens. Dat vermindert namelijk de macht van verkeerde verlangens, doordat ze verdrongen worden door goede. Of het zorgt er op zijn minst voor dat ze minder prominent aanwezig zijn in je zintuiglijke landschap.
Paulus spoort ons aan om ‘elke gedachte krijgsgevangene te maken om haar aan Christus te onderwerpen’ (2 Korintiërs 10:5). Maar wat nog belangrijker is, hij spoort ons ook aan om onze aandacht te richten op allerlei heerlijke dingen in de natuurlijke en geestelijke wereld om ons heen. En dan doelt hij zowel op heilige dingen als op alles wat gewoon mooi en aangenaam is voor je zintuigen:
‘Al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als iets enige deugd is en als er iets prijzenswaardigs is, bedenk dat.’ (Filippenzen 4:8).
Je daarop toeleggen, noemt Stringer ‘een routine van genieten’ (p. 148) – een dagelijkse oefening:
‘Je moet niet alleen ‘nee’ zeggen [tegen verkeerde verlangens], maar [ook] manieren bedenken om je lichaam op ‘niet-orgastische manieren’ te laten genieten. (…) De beste activiteiten om daarnaar te streven [in een routine van genieten] zijn die welke je helpen om je zintuigen te gebruiken. Zwemmen, koken, muziek en het buitenleven zijn goed om mee te beginnen. (…) Als je oren hebt om te horen, ogen om te zien en een huid om te voelen, wacht er een fantastische wereld vol gevoelservaringen op je’ (Ongewenst, p. 152).
Net als Stringer stelt Swoboda dat verlangen een slechte reputatie heeft gekregen in de christelijke theologie en het onderwijs. Desalniettemin is het nodig om heel gedisciplineerd met je verlangens om te gaan. Swoboda geeft toe dat sommige verlangens gewoon gedood moeten worden. Het doden van verlangen – door bijvoorbeeld te vasten, seksueel celibatair te leven of jezelf andere geneugten te ontzeggen – ‘kan een enorme kracht geven om je leven te heroriënteren in een op seks beluste cultuur als de onze’ (p. 145).
Swoboda benadrukt dat oefeningen in zelfverloochening een ‘profetisch standpunt zijn tegen de opvatting dat je als mens je verlangens bént, of dat je vervulling of identiteit kan worden afgeleid uit je lichamelijk verlangen’ (p. 145). Tegelijkertijd waarschuwt hij tegen het doden van je verlangens omwille van het doden alleen:
‘We denken nogal eens dat geen verlangen meer hebben beter is dan de mogelijkheid dat je verlangens zouden kunnen genezen. In plaats van te werken aan het cultiveren van goede verlangens, hebben we liever geen verlangens meer. We gaan er dan ten onrechte van uit dat Jezus’ doel voor je leven is, dat je geen verlangens meer hebt’ (p. 147).
Swoboda beargumenteert dat we de diepte en breedte van onze verlangens beter moeten leren begrijpen. Zodat je ze óf goed kunt gebruiken óf heel gericht kunt negeren. Hoe dan ook, je kunt leren om je op een zinvollere manier te verbinden met de wereld om je heen en beter toegerust te worden om te genieten van de zintuiglijke vrijheid die je hebt binnen Gods grenzen.
Conclusie
Hoe je met je verlangens omgaat, bepaalt in hoge mate of je wandel als christen naast Christus zal zijn of naast iemand (of iets) anders. In plaats van al je verlangens als gevaarlijk te vernietigen, kun je leren ze te reguleren. Door erachter te komen wat voor bezienswaardigheden, geluiden en andere zintuiglijke ervaringen je bezielen en een verfrissend en verbonden gevoel geven met de wereld om je heen. Door op zoek te gaan naar zulke ervaringen, beroof je ongeoorloofde verlangens van hun kracht in je leven.
Rick, directeur van Free in Christ Ministries. Vrij vertaald en geplaatst met toestemming. https://www.freeinchristministries.org/post/sensation-and-desire-within-god-s-good-boundaries
Foto Unsplash