Ik ben opgegroeid zonder geloof. Mijn moeder komt uit een trouw hervormd nest. Bij mijn vader was het socialistisch communistisch. Ik ben opgegroeid met een broer, die een jaar ouder is. Ik was een erg verlegen kind. Een dankbaar slachtoffer dus op school.
In 1993 heb ik mijn hart aan de Heer gegeven in de kerk in Leeuwarden. Daar ging mijn moeder sinds enkele jaren heen. In 1994 ging ik naar een Pinkstergemeente in Noord Holland. Maar ondanks dat ik daar meedeed in het koor en de keuken en de kring, had ik niet veel aansluiting. Ik was dus veel alleen. Dwalend door de menigte.
Mijn gevoel en gevoelens bleven me in de weg zitten, verlegenheid en schaamte en bovenal minderwaardigheidsgevoelens.
Sinds 1996 kom ik in Roemenië waarbij ik samen met een broeder uit de gemeente de eerste 10 jaar voornamelijk humanitaire bracht. Daarna, samen met anderen, werd er meer de nadruk gelegd op gebed en geestelijke ondersteuning.
Ik ben van de gemeente Alkmaar naar de Ark in Langedijk gegaan, een zustergemeente van Middenmeer. Daar trof ik op een dag iemand die autisme in mij herkende. Ik heb zelf wat onderzoek daarnaar gedaan en ik had gesprekken met een bevriende psycholoog. Toen vielen er heel veel puzzelstukjes op hun plek.
Dan nu over mijn gevoelens en mijn visie daarop. Om maar meteen met de deur in huis te vallen en een aantal van jullie weten dat al, ik vind mannen interessanter om naar te kijken dan vrouwen. Officieel heet dat homofilie.
Daar lijd ik aan.
Vanwege mijn autisme maak ik ook heel slecht contacten, waardoor ik ook vaak alleen ben. Voordeel hiervan is dat ik ook slecht contacten leg in de homowereld. Hoewel dat, met name online, makkelijker blijkt te gaan dan het leggen van gezonde contacten.
‘Alleen’ is trouwens niet hetzelfde als ‘eenzaam’, want dat ben ik niet. Genesis 2 vers 18 zegt ‘Het is niet goed dat de mens alleen is.’ En ook dat merk ik. Ik ben ongewild alleen, ondanks vrienden en familie en kerkfamilie.
Een partner is toch anders. Eén die bij me past.
Ik ben ervan overtuigd dat homofilie niet van God is, en ook niet aangeboren is. Even voor de duidelijkheid, homofilie is het hebben van gevoelens voor iemand dezelfde sexe, homoseksueel zijn is het praktiseren van die gevoelens.
Homoseksualiteit en homoseksuele relaties horen dus ook niet in de kerk thuis. Mijn visie is, dat als je in je kindertijd onvoldoende door je vader in je man-zijn bevestigd bent, dat, afhankelijk van onder andere je karakter later kan leiden tot homofile gevoelens. Hierdoor zou je dit het beste kunnen omschrijven als een trauma.
Als homo wijk je af van wat God als leidend heeft gesteld. Als het afwijkt, is het een afwijking. Als het niet leidend is, dan is het mis-leidend.
Leef je door de Geest, of leef je naar het vlees. De homobeweging leeft naar het vlees, en wil haar visie aan de kerk opdringen.
Als je door de Geest leeft en Jezus volgt, dan wil je helemaal geen ‘same-seks’-relatie hebben.
Maar dat is waar ik me zo nu en dan wel aan bezondig. Het is een rode draad in mijn leven. Soms sterker. Dan weer zwakker. Maar altijd aanwezig. Het is voor mij een valkuil waar ik af en toe instap. En waarbij het instappen gemakkelijker gaat dan het weer loslaten en de weg terug naar Jezus weer te vinden.
Enkele dierbare vrienden zijn voor mij heel belangrijk. Met hen kan ik alles delen waar ik mee zit, zonder dat ik door hen veroordeeld wordt.
Waarom doe ik dit, vraag ik me dan telkens af. Meestal vanwege de aandacht die ik krijg. Dat voelt goed. Het voelt ook gelijkwaardig, zij snappen mijn gevoel en soms leidt dat ook tot een ontmoeting, maar dat valt dan altijd weer tegen. Want die mannen willen alleen maar seks. En ik zoek meer de relatie.
Een vriendin die met hetzelfde probleem zit, omschrijft het als huidhonger. Bij een gebrek aan intimiteit ontstaat huidhonger, een gemis aan aanraking.
Maar op een gegeven moment wordt het teveel en dan begint de Heilige Geest in mij te botsen met mijn vlees. Je zou zeggen dat dit aan het begin al zo is, maar dat kan ik dan nog negeren.
Het is een worsteling. Het vlees dringt zich geregeld, met tussenpozen, aan mij op. Het duurt altijd even voor ik tot het besef kom dat ik echt niet goed bezig ben. Dat ik God daarmee verdriet doe.
Maar ik merk ook dat Hij mij door deze moeilijke situaties heen helpt. Ook weet ik dat ik zo niet tot mijn doel kom.
En dan hoor ik je denken ‘kan zo’n zondig persoon, iemand die de zonde ook opzoekt, woorden en beelden van de Heer doorgeven? Zelfs voorgaan in een dienst?’ Zoals ik in Roemenië doe, waar ze dit niet van mij weten, maar waar ik wel gevraagd word om te spreken? Al de meer dan 30 keer dat ik daar geweest ben.
Hoeveel waarde moet je dan aan mij hechten? Huichelaar…! Schijnheilige…! Zit vooraan in de kerk, maar ondertussen… Ik heb het vaak genoeg gehoord over allerlei kerkmensen toen ik mijn dagen nog sleet in de kroeg.
Tja…
Ik ben er zelf ook verbaasd over dat de Heer mij zó wil gebruiken. De meeste woorden zijn ook voor mijzelf van toepassing. En als ik weer zo’n periode heb, laat ik het moment om wat te delen, ook weleens aan me voorbijgaan. Ik voel me dan niet waardig om iets door te geven.
Maar ook dat is niet goed.
Ik heb de opdracht gekregen om het door te geven, ook al voelt dat voor mij soms anders. Maar Hij kent mij. Hij weet wat het beste is voor mij. En ik weet dat ook, al ben ik het soms, op momenten, niet met Hem eens. Dan nog weet ik dat wat Hij doet, voor mij het beste is.
Ik besef steeds meer dat God werkt door de gebrokenheid van mensen. En het is ook alleen maar door het verzoenende bloed van Jezus dat ik hier kan staan.
In Romeinen 8: 28 lees je ‘En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn’ (HSV).
Hij is met mij bezig. Ik weet mij geroepen. In Zijn dienst mag ik staan. Ondanks…, misschien wel dankzij mijn gebreken!
Jorke