Wat is homoseksualiteit en waar komen homoseksuele gevoelens vandaan? Psycholoog dr. G.J.M. van den Aardweg en veel van zijn collega’s meenden: homoseksuele gevoelens ontstaan in de jeugd, onder vrij specifieke invloeden. In onze samenleving mag dit geluid amper meer klinken, wordt het bestempeld als ‘ouderwets’ en zelfs als ‘discriminerend’.
In mijn eerste artikel, dat ik op 9 maart 2021 op deze site plaatste, heb ik de theorie van dr. Van den Aardweg getoetst aan mijn eigen leven. Ik ben begonnen bij mijn tienerjaren, de periode die volgens hem doorslaggevend is, en heb daarin gezien dat de factoren die hij noemt, bij mij een rol speelden. Om het samen te vatten: ik was een buitenstaander ten opzichte van de ‘echte jongens’-wereld, en leed aan zelfbeklag door dit gebrek aan acceptatie. In dit artikel wil ik verdergaan met een andere belangrijke factor: de relatie met mijn vader en moeder.
Psychologe Elizabeth Moberly schreef: “Maar uit een wirwar van details komt één constante onderliggende factor omhoog: dat homoseksuelen – zowel mannen als vrouwen – geleden hebben aan één of ander tekort in de relatie met de ouder van hetzelfde geslacht.” (Homosexuality – A New Christian Ethic, Cambridge 1983, hoofdstuk 1) Op de één of andere manier zou ik dan dit gemis, dit tekort, willen compenseren door middel van relaties met andere jongens/mannen.
Ook dr. Van den Aardweg volgt deze lijn. Hij meent dat het bij homoseksuelen is misgegaan doordat “de vader zich in de meeste gevallen niet veel bemoeide met de jongen, zodat deze de normale waardering miste, die impliciet wordt doorgegeven door een vader die persoonlijke interesse in zijn zoon toont. De jongen voelt zich door de waardering van de vader geaccepteerd door ‘de man’ en krijgt het gevoel in de ‘mannenwereld’ thuis te horen.” (Een netelig vraagstuk, p. 185)
Ik heb in de loop der jaren vele mannen gesproken die worstelen met hun homoseksuele gevoelens. Wat mij is opgevallen bij hen, is dat zij allen, zonder uitzondering, een tijdlang een moeizame relatie hebben gehad met hun vader. Dit probleem speelde vanaf hun vroege jeugd. Het trad niet pas op na de coming-out. Het had dus niets te maken met een eventuele homofobe houding van de vader ten opzichte van zijn zoon, maar het bestond onafhankelijk daarvan.
Mijn observaties zijn bevestigd door een serie die in 2011 van start ging bij de Nederlandse Publieke Omroep: ‘Uit de Kast’. De titel maakt voldoende duidelijk waar het in de serie over ging. Het interessante is dat je in iedere aflevering een inkijkje kreeg in het gezin waaruit de homo afkomstig was, en iets kon zien van de dynamiek tussen de uit de kast gekomen jongere en zijn vader en moeder.
Twee dingen vielen mij op bij de jongens. Zij waren ten eerste bijna altijd het meest zenuwachtig voor de confrontatie met hun vaders, een enkele uitzondering daargelaten. Hun moeders waren meestal begripvol, als een lieve vriendin met wie zij een goede band hadden. Voor hun vaders hadden zij de grootste angst.
En ten tweede leken zij qua ‘instellingstype’ (term van Carl Jung) zo op het eerste gezicht niet op hun vaders. Als de jongere extravert overkwam, kwam zijn vader introvert over. Omgekeerd, als de jongere introvert overkwam, kwam zijn vader extravert over.
Sterker nog: de jongere leek op dit punt veel meer op zijn moeder. Niet dat hij qua persoonlijkheid een exacte kopie van zijn moeder was, maar de jongere kwam op het punt van introversie, óf extraversie, met zijn moeder overeen.
Ik wil geen voorbarige conclusies trekken, alsof ik al deze karakters juist heb ingeschat, of alsof we hiermee dé oorzaak van homoseksualiteit op het spoor zijn. Maar de beelden uit de serie ‘Uit de Kast’ en de overvloed aan getuigenissen van homoseksuele mannen over het gebrek aan een emotionele band met hun vaders, spreken toch redelijk duidelijke taal. Zelf heb ik nooit één man met homoseksuele gevoelens gesproken die in zijn jeugd een vader had die op een vanzelfsprekende, vertrouwde manier met hem omging.
Sommigen ontkennen dit: hun vaders waren wel degelijk aardig, vriendelijk, liefdevol, zorgzaam en wat al niet meer. Het gebeurt ook dat de vader-zoon-relatie in de loop van de jaren beter werd, en dit vertroebelt het beeld. Maar als je dieper doorvraagt, erkennen zij vaak dat de hechte emotionele band, het echte diepe begrijpen, die echte vertrouwelijkheid – dat het daaraan heeft ontbroken tijdens (een deel van) hun jeugd.
Dan nu mijn eigen verhaal. Wat ik hierboven beschreven heb, klopt in mijn geval.
In de eerste plaats is er een duidelijk verschil in karakter tussen mijn vader en mij. Hij is zeer extravert, ik ben introvert. Overeenkomsten zijn er ook wel: we zijn allebei vrij rationeel en handelen vanuit intuïtie. Maar het verschil in instellingstype bepaalt onze relatie voor een groot deel en maakt, volgens mij, dat er een afstand tussen ons is. Ik lijk meer op mijn moeder, die ook introvert is, maar veel gevoeliger dan ik.
Mijn vader heeft regelmatig sneren aan mij uitgedeeld omdat ik op mijn moeder lijk. Volgens hem spanden mijn moeder en ik zelfs samen tegen hem. Als hij woorden had met haar, ging hij er automatisch van uit dat ik partij koos voor haar, verweet hij me dat ik precies mijn moeder ben, twee handen op één buik. Hij zei alsof hij me afwees.
Ik vind het afschuwelijk dat hij zo deed tegen mij. Ik wilde helemaal geen partij trekken voor mijn moeder, probeerde juist haar blik te ontwijken in dat soort discussies! Maar er zijn ook situaties geweest waarin hij erg onverschillig tegen haar deed, en daar kon ik niet tegen. Hij kon behoorlijk hard zijn.
Dit deed zich met name voor in mijn tienerjaren. Uit mijn vroegere kindertijd heb ik weinig herinneringen aan mijn vader. Er zijn flarden, maar niet meer dan dat. Ik kan me geen bepaald moment herinneren dat mijn vader apart met me praatte, gewoon samen met mij als vader en zoon. Ik kan me niet herinneren of mijn vader met me gestoeid heeft. Met anderen deed hij dat in elk geval wel. Hij kwam weleens kijken als ik een wedstrijd had, maar gaf dan volgens mij meer aandacht aan de andere jongens in mijn team. We deden samen weleens een spelletje, op het strand of zo, maar dan leek het alsof hij er niet zoveel aan vond. Het echte plezier leek hij wel met anderen te hebben, maar niet met mij. Ik had sowieso het gevoel dat hij anderen leuker vond dan mij.
Een voorbehoud: dit alles is mijn subjectieve herinnering. Was het ook echt zo, of is het me later in therapie aangepraat, of heb ik het me ingebeeld?
In ieder geval was mijn vader vaak op weg voor zijn werk. Daarnaast sportte hij veel en was hij met zekere regelmaat actief als vrijwilliger. Mijn moeder droeg de zorg voor het gezin.
Ik verwijt mijn vader niet dat hij hard werkte: dit zit nu eenmaal in zijn karakter; hij kan niet stilzitten. Wel zou het voor mij een groot verschil hebben gemaakt als hij wat vaker gewoon met me had gepraat en naar me had geluisterd. Misschien had dat me wat meer zelfvertrouwen gegeven, vooral op kritieke momenten in mijn ontwikkeling.
Onze relatie is in de loop van de jaren een stuk verbeterd. Ik vraag hem vaak om advies en merk dat hij dat fijn vindt. Met al zijn ervaring is hij een enorme steun voor mij. Ondertussen begint hij ouder te worden. Ik zal hem missen als hij er niet meer is. Ik houd van hem en hij van mij.
Maar de spanning vanwege onze botsende karakters blijft. Er zijn goede momenten, er zijn slechte momenten. Vooral: mijn jeugd kan niet overgedaan worden. De scheefgroei die toen heeft plaatsgevonden, kan niet volledig ongedaan gemaakt worden. Je kunt vergevingsgezind zijn, je kunt accepteren, maar de gebrokenheid is gebleven.
Mijn moeder dan. Mensen uit de homobeweging ridiculiseren de oude theorie nogal eens: ‘Had jij ook zo’n dominante moeder?’ Welnu, mijn moeder had de broek niet aan en overheerste mijn vader niet.
Wel was zij zeer zorgzaam, misschien zelfs wat overbezorgd. Als kind was ik vaak ziek. Voor mijn moeder, die nog vrij jong was, was het de eerste keer dat ze een kind grootbracht en het is normaal dat ze daarin onzeker was.
Bovendien had ik een sterke band met haar. Zoals gezegd kwam ons temperament voor een belangrijk deel overeen. Toen ik ouder werd, luchtte ze haar hart weleens tegen mij. Daarnaast is zij degene die vroeger altijd bij me was. Mijn vader was op zijn werk; de zorg voor de kinderen kwam op haar neer.
Later is er een gezondere afstand ontstaan tussen mijn moeder en mij. Zij heeft gelukkig nog meer kinderen en ook kleinkinderen aan wie zij al haar liefde en aandacht kwijt kan, en die haar ook liefhebben!
Tot zover. Een volgende keer wil ik graag schrijven over hetgeen ik weet van de biologische oorzaken van homoseksualiteit. Zijn we werkelijk zo geboren?
John