17 januari
Ik fiets naar huis na een dag werken bij Jeugd met een Opdracht.
In mijn gedachten ben ik bezig met de voorbereiding van het koken voor vanavond want Sara, mijn vrouw, ligt thuis te herstellen van een ingrijpende operatie en ik mag haar fulltime mantelzorger zijn in deze tijd.
De weg is glad van de platgereden sneeuw en ik kies zorgvuldig de veilige stukken wegdek uit.
Dan opeens moet ik uitwijken voor een tegenligger en voor ik het weet lig ik plat op de grond met een stekende pijn in mijn heup.
Terwijl ik op een brancard de ambulance in getild wordt vraag ik me allereerst af hoe het nu met de zorg voor Sara verder moet en mijn gebed daar achteraan is “ Heer, hoe gaat U dit doen meewerken ten goede?”
Wordt dit weer een nieuw avontuur?
Na de intake in de ambulance bel ik snel Sara op en leg de situatie uit en vraag haar om onze kerk in Brazilië te bellen om voor ons te bidden. De timing had niet beter gekund want wekelijks komt er een groep van ongeveer 100 bidders samen voor bidden en vasten.
Eenmaal in het ziekenhuis aangekomen worden er foto’s gemaakt van heup en pols en beide blijken gebroken te zijn.
Ik vraag me af hoe ik dan op krukken moet gaan lopen en geef het in gebed maar over aan mijn hemelse Vader, die mij al vanaf het ongeval in de rust heeft gebracht.
Even later wordt er een CT-scan van mijn pols gemaakt en ik vrees voor een gecompliceerde breuk, maar na een half uur krijg ik te horen dat de pols niet gebroken is.
Ik dank de Heer hiervoor en ook alle lieve bidders.
Na de heupoperatie mag ik al snel weer naar huis om te herstellen, maar ons kleine huisje blijkt niet geschikt voor de revalidatie en gelukkig kunnen we intrekken bij Jeugd met een Opdracht, waar we, nog steeds, volledig verzorgd worden.
Ik ben dankbaar voor zoveel liefde en voor de weken van (verplichte) rust.
Twee Schriftgedeelten kenmerken mijn leven de laatste drie weken;
’De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn.‘ Exodus 14:14.
’En als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee.‘ 1 Korinthe 12:26
Richard