Onbesmet?

Jakobus (1:27), geeft een prachtige definitie van zuivere godsdienst, het is: ‘omzien naar weduwen en wezen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren’. Hij roept dus niet op tot wereldmijding. Maar hij maant wel tot voorzichtigheid. We zijn geroepen om zout te zijn en niet om ons te laten bederven.

‘Hoe ver kan ik gaan?’ Dit is een vraag die in allerlei levenssituaties steeds weer op ons afkomt. Een vraag die me persoonlijk regelmatig bezighoudt. Je wilt (moet) toch van veel zaken op de hoogte blijven? Je moet dus veel zien en lezen. Maar wat moet je aan met al die films die wel erg gedetailleerd het moderne levensgevoel vertolken? Ik beperk me maar tot de recensies, die zijn al erg genoeg.

Wel lees ik veel tijdschriften en artikelen uit de, laten we zeggen, verschillende subculturen. Ik merk dat het me niet onberoerd laat. Zonde is besmettelijk. Je moet er bij uit de buurt blijven. Het is opmerkelijk, dat als Eva met de duivel spreekt over de boom in het midden van de hof, zij zegt: ‘God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken.’ (Genesis 3:3). In Spreuken (5:8) heet het over de vreemde vrouw: ‘Houd u weg ver van haar, nader niet tot haar huis.’

Dit besef lijkt langzaam te verdwijnen. We raken aan te veel niet koshjere zaken gewend (verslaafd).

Onlangs werd ik opnieuw getroffen door de geschiedenis van Job. Het begint indrukwekkend: ‘Er was in het land Us een man, wiens naam was Job, en die man was vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad.’ (Job 1:1).

Job was dus ‘wijkende’ van het kwaad. Hij koos liever voor het echte leven dan voor de schijn ervan. Als het kwaad aan zijn linkerhand was ging hij naar rechts. Dat is heel wat anders dan ‘hoe ver kan ik te ver gaan.’ Je zult Job dus niet gauw tegen komen als toerist op de wallen en ook zal hij in veel gevallen zomers niet op het strand te vinden zijn.

Krijn de Jong in ‘‘s Winters naar het strand, mannen en seksualiteit’, in ‘Macho, manlief’, ICS 1996

Foto’s Unsplash