Toen ik rond mijn vijftigste voor het eerst expliciet onder woorden durfde te brengen dat ik lesbische gevoelens had, stond voor mij direct als een paal boven water dat ik geen relatie zou aangaan met een vrouw. Dat was voor mij onverenigbaar met mijn christelijke overtuiging en mijn verstaan van Gods Woord op dit punt. Toch was dat niet altijd gemakkelijk; de verlangens streden soms om voorrang op de principes. Daarom zocht ik vooral steun bij gelijkgezinden. Ik las getuigenissen van andere christenen, zocht hulp en sloot me aan bij een vrouwensupportgroep. Op die manier kon ik mij, zeker in de eerste jaren, staande houden.
In de jaren daarna heb ik er wel naar verlangd toch een relatie te kunnen aangaan met een man. Door therapie, conferenties voor innerlijke genezing en deelname aan gespreksgroepen leerde ik trauma’s te verwerken en veranderde mijn minachting voor mannen langzamerhand in waardering voor het goede dat zij ook mij te bieden hebben. Helaas, ik ben de ware Jakob niet tegengekomen! Waar ik het in het begin nodig had om van anderen te horen dat ik de juiste keuzes maakte, werd de waarheid van Gods plan met Zijn schepping en met name met de mens, man en vrouw, steeds meer een intrinsiek deel van mijn leven en denken. Ik zocht niet meer naar bevestiging, ik wist dat in mijn leven met God geen plaats was voor een relatie met een vrouw.
Natuurlijk wist ik dat er christenen zijn die hierover een andere opvatting hebben. Ik vond dat moeilijk. Toen de EO de verhalenserie Uit de stilte uitzond, was ik verontwaardigd dat de verhalen van jongeren met en jongeren zonder een relatie gelijkwaardig naast elkaar gezet werden. Het boek Verscheurd van Justin Lee heb ik met ontroering gelezen. Ik kon hem echter niet volgen waar hij, nadat hij tot de conclusie gekomen is dat de Bijbel geen ruimte laat voor de homoseksuele praktijk, toch met een beroep op Gods genade (kort door de bocht gezegd) wel ruimte ziet voor homoseksuele relaties in liefde en trouw. Ik vond dat misleidend. Sommigen beschouwen mijn standpunt als wettisch of farizees.
Toen mij gevraagd werd om als panellid deel te nemen aan een Studiedag Homoseksualiteit en de Kerk, heb ik na enige aarzeling ja gezegd, omdat ik vind dat ook mijn standpunt er werkelijk toe doet. Het was voor mij wel een aanleiding om mijn eigen standpunten nog eens grondig onder de loep te nemen. Maar ook om mij, meer dan ik tot dan toe ooit had gedaan, te verdiepen in de gedachten en overwegingen van hen die een tegengesteld stand punt innemen.
Wat ik vooral van die studiedag heb meegenomen is het besef dat het koninkrijk van God spoedig komt. Dat heeft een grote impact, ook op mijn denken over seksualiteit en homoseksualiteit. Het is een denkproces dat in gang gezet is. Ik probeer dat proces hier in woorden te vangen.
Wij leven in een bijzondere tijd, ‘de laatste dagen’ noemt De Bruijne het in zijn diesrede in 2015. Anderen noemen het de tijd van het ‘reeds en nog niet’. De tijd tussen de komst van Christus en de wederkomst van Christus, de tijd waarin de ‘tegenwoordige boze tijd’ en de ‘toekomende tijd’ elkaar overlappen .
De hele heilsgeschiedenis kan worden verdeeld in twee elkaar deels overlappende tijdperken:
• Het oude verbond waarin God voorschriften en geboden gaf waaraan de mensen zich, in afwachting van de komst van de Messias, zouden houden. De beloften van God waren vooral verbonden aan aardse zegeningen, zoals voorspoed, vruchtbaarheid (Deuteronomium 28).
• Het nieuwe verbond waarin we uitzien naar de wederkomst van Christus en Zijn koninkrijk. De zegeningen van dat koninkrijk zijn meer geestelijk van aard (Efeze 1). Het intrigerende van het koninkrijk is dat het niet alleen nog komen zal, maar dat het ook al onder ons is (Lukas 17:21).
Dit is het eerste deel van het artikel ‘OMWILLE VAN HET KONINKRIJK’ van Ine Wildschut in Update Onderweg.nu 2020. Deze uitgave is als pdf-bestand verkrijgbaar via ons contactformulier.