‘Niemand die om mij geeft!’ Psalm 142: 5
Wat kan je je eenzaam voelen. Zoals je dat bijvoorbeeld kunt ervaren als je alleen op een verlaten station staat. Heel wat dichters hebben door de tijden heen die eenzaamheid onder woorden gebracht. Zo ook David in Psalm 142: ‘Niemand die om mij geeft…’ Niemand vraagt naar mij, niemand kent mij, kan je ook vertalen.
David verwoordt de diepste kern van de eenzaamheid waar mensen bang voor kunnen zijn: ‘Ik besta en er is niemand die naar me omkijkt.’
Wie kent zo’n moment niet? Dat je je realiseert dat er niemand is die bij je op de deur klopt en vraagt: ‘Hoe is het met je?’
Ach, er zijn wel mensen die zeggen: ‘Hoe gaat het?’ Maar dat is dan meer een beleefdheidsvraag. Een formule. Ze zeggen wel: ‘Hoe gaat het? maar zonder een antwoord te verwachten.
Er is niemand die echte diepe belangstelling heeft voor mij. Zo ervaart David dat als hij in een spelonk zit. Hij lucht zijn hart tegenover God. Zijn eenzaamheid en somberheid klinken door in de hele Psalm.
Toch is het of David bij de uitgang van zijn spelonk zit. In die zin dat het aan de ene kant wel donker is, maar aan de andere kant valt er licht van buiten naar binnen. Ondanks zijn wan-hoop is er iets van hoop en vertrouwen.
David is op de vlucht voor mensen lees je in 1 Samuël 22: 1-4. De grot waarin hij zich heeft teruggetrokken is donker. Maar hij richt zich, om bij het beeld van die grot te blijven, met gevouwen handen naar het binnenvallende licht.
Zelfs als je veel alleen zijn kunt verdragen, dan komt er een ogenblik waarop je dat niet meer uithoudt. En luistert of er geen voetstappen te horen zijn in de verte. Van iemand die komt vragen: ‘Ben je er nog? ‘Leef je nog?’
Wat kan je in spanning wachten op de post of een telefoontje, een mailtje of app: ‘Zou er een brief of een berichtje zijn?’ ‘Zou er iemand aan me denken?’
En iedere keer kom je teleurgesteld van de brievenbus terug. Kijk je vergeefs op je mobieltje. De telefoon blijft stil. Geen brief, geen berichtje, geen telefoontje.
Niemand vraagt naar me.
Als je dan eens zou doen als David! Als je je in je eenzaamheid eens tot God zou richten. In plaats van steeds dieper en dieper je spelonk in te gaan, waar geen lichtstraal van buiten meer doordringt.
Ga in de deuropening van je eenzaamheid staan. Spreek je hart uit tegenover God: ‘Here, mijn God, luister toch, er is niemand die naar me vraagt!’
Hoe kreeg David antwoord?
Er komen mensen naar zijn spelonk. Ze vragen naar hem. Niet om hem te troosten, maar om door hem getroost te worden. Allerlei mensen die in moeilijkheden zitten waar ze niet uit komen. Ze komen niet om te helpen en te bemoedigen, maar om geholpen en bemoedigd te worden.
Zo heft God Davids eenzaamheid op. Alsook de onze. Door anderen aan ons toe te vertrouwen.
Als wij anderen helpen, zijn we zelf geholpen. Zolang er nog andere, grotere nood in de wereld is, is onze nood maar klein. Zolang er nog eenzame mensen zijn, mogen wij niet eenzaam blijven. Als niemand naar je vraagt, vraag dan eens naar anderen.
Toen Jezus op Golgotha aan het kruis hing, vroeg Hij nog naar die moordenaar die naast Hem hing.
Niemand vroeg naar Jezus.
Maar Hij vroeg en Hij vraagt nog steeds naar iedereen. Ook naar jou!