Theo Boer
Momenteel wordt er in en om de Tweede Kamer gesproken over het initiatiefwetsvoorstel VVD/D66 om ‘conversietherapie’ te verbieden: een psychotherapeutische behandeling gericht op het veranderen van iemands seksuele geaardheid of gender. Hoewel het voorstel na de laatste verkiezingen waarschijnlijk op minder steun kan rekenen, is het van belang om ook nu de discussie zorgvuldig te voeren. Terecht mogen onze seksuele geaardheid en onze genderidentiteit in het publieke leven in Nederland geen grond zijn voor discriminatie, en terecht vinden we het onwenselijk om mensen te dwingen om iets of iemand te worden die ze niet zijn.
Vloeit daar dan ook een verbod op conversietherapie uit voort? Nee. Om te beginnen de term: die is komen overwaaien uit de VS uit een periode waarin daar nog regelmatig werd betoogd dat iemand met behulp van therapie een knop kon omzetten en dan ‘hetero was’. Maar het denken is daar én hier inmiddels geëvolueerd in de richting van een realistischer kijk: denk aan clubs als “Hart van homo’s” en “Onze weg”, waar de nadruk veel meer is komen te liggen op een ‘verantwoord omgaan met je seksuele gevoelens’. De term komt inmiddels voornamelijk voor bij de tegenstanders en heeft een vergelijkbaar manipulatieve functie als ‘populist’, ‘wappie’ en ‘klimaatdrammer’: de mensen tegen wie die termen gericht zijn, ervaren ze eerder als een belediging. Je bouwt er geen bruggen mee, niet naar de mensen met een hulpvraag op het terrein van same sex attraction en niet naar degenen die op dit terrein soms hulp verlenen.
Want waar gaat het sommigen die hulp zoeken en verlenen dan wel om? In werkelijkheid bestaat de door sommigen gezochte (en mede door het hier inmiddels omheen gesponnen taboe overigens zeldzaam gevonden) hulp bij de zoektocht naar hoe hun seksualiteit te duiden en hoe ermee om te gaan. Heel veel mensen, en bepaald niet alleen homo’s, ervaren spanningen en vragen in de omgang met de eigen seksualiteit. Daar valt ook onder: leren te onderscheiden welke elementen van die seksualiteit wel, en welke niet bij je identiteit horen. Denk aan mannen die houden van porno of van een bepaald soort porno en die daar verstandig mee willen omgaan. Denk aan mensen met slechte of uitgebluste huwelijken en dito sekslevens. Denk aan mensen die smachten naar liefde van iemand buiten hun relatie maar die toch aan hun trouw willen vasthouden. Denk aan mensen die aantrekking voelen voor kinderen. Iedereen is vrij te zoeken naar de kennis, wijsheid en ervaring die anderen hebben opgedaan. Door ‘conversietherapie’ te verbieden laat je duizenden mensen in de kou staan die zelf de wijsheid en de discipline niet hebben om verstandig met de rafelrandjes van hun seksualiteit om te gaan. Want wat is de achtergrond van de hetze tegen conversietherapie? Dat seksualiteit uitgeleefd moet worden en dat zelfkritiek op dit punt uit den boze is.
Laat de overheid dus juist pal staan voor ieders vrije recht om al dan niet met hulp van anderen te verkennen of een bepaalde leefwijze bij hem of haar past, en om hulp te zoeken in het effectueren van keuzen op dit terrein. Binnen én buiten godsdienstige gemeenschappen zijn er homo’s, lesbiennes en biseksuelen die kritisch zijn over (elementen van) hun seksualiteit. Zij maken tal van verschillende keuzen: de keuze voor een intieme relatie met iemand van het eigen geslacht, voor seksuele onthouding, voor vriendschappen zonder seks, voor seks zonder vriendschappen, voor het aangaan van of het blijven in een heteroseksuele relatie, voor meerdere partners, en dan zullen er vast nog andere keuzen zijn. En elk van deze keuzen wordt vaak ook nog genomen met bedenkingen. Maar zolang ze zijn genomen door volwassen mensen, zolang bij de begeleiding die zij zoeken geen leugens of loze beloften worden voorgespiegeld, en zolang geen sprake is van dwang, is een inhoudelijke toets door de overheid uit den boze. Hulpverlening aan mensen die vraagtekens zetten bij (onderdelen van) hun seksualiteit wegzetten als conversietherapie is een misrepresentatie van wat er wel aan kwaliteit kan bestaan, en miskent bovendien de autonomie van de hulpvragers.
Tenslotte: inderdaad zijn er her en der christelijke groeperingen die betogen dat iemand door hard te bidden van zijn same sex attraction af komt en niet accepteren dat dit niet gebeurt. Jammer. Dat heeft echter niks met therapie of professionaliteit te maken. Er is binnen kerken en geloofsgemeenschappen waar dit speelt, behoefte aan gesprek en mogelijk ook correctie, maar dat is een taak van gelovigen, theologen en pastores aldaar, en niet van het Openbaar Ministerie.
Theo Boer is hoogleraar Ethiek van de gezondheidszorg aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen
Dit artikel is op 25 maart geplaatst in het Nederlands Dagblad, en met goedkeuring opgenomen.
Foto Unsplash