‘Red mij, o God, het water staat aan mijn lippen, ik zink weg in bodemloos slijk en vind geen grond voor mijn voeten, ik ben in diep water geraakt de stroom sleurt me mee. Uitgeput ben ik van het roepen, mijn keel is schor geschreeuwd, mijn ogen zijn verzwakt van het uitzien naar mijn God.’ Psalm 69: 1-4
Het is alweer even geleden dat ik zwemles heb gehad. Het is helaas nooit echt iets geworden. Ik krijg het Spaans benauwd als ik geen grond meer onder de voeten heb; dan word ik gespannen en ga verkeerd ademen, krijg water binnen en ga langzaam maar zeker kopje onder.
Raar is dat. Je weet hoe het moet, je beheerst de techniek en toch ga je onder.
Zó gaat het soms in je leven met de Heer ook. Bij mij tenminste.
Je weet dat Hij er voor je is, voor je zorgt, je dragen wil en je hebt dat ook vaker ervaren, en toch!
Dan is er ineens een periode, zijn er omstandigheden, zijn gebeurtenissen die je meemaakt, en alles wat die losmaken aan gevoelens, gedachten en strijd, zó moeilijk dat je er door overspoeld raakt.
Je breng het bij de Heer, geeft het aan Hem over, wilt Hem ervoor vertrouwen. En toch kom je er in om. Je hebt geen grond meer onder de voeten, je verdrinkt.
En God schijnt ver weg te zijn, aan beide oren doof.
‘Het water was zo hoog, dat je er alleen in zwemmen kon, het was een ondoorwaadbare rivier. Overal waar de rivier stroomt, komt leven.’ Ezechiël 47: 1- 12.
Ook in de beek die uit Gods Tempel komt, verlies je grond onder de voeten en komt het water tot de lippen als je er vol vertrouwen in gaat.
Dit water echter geeft leven!
De grond onder je voeten verliezen is uiteindelijk niet levensbedreigend, mits Hijzelf daar maar in meegaat. Duizend el, nog eens duizend el, en net zo vaak tot het moment komt dat:
‘Hij mij liet terugkomen op de oever van de rivier en zei: ‘Zie je dat, mensenkind?’
Johan Berkhof