IN JE HOOFD ZITTEN

‘Ik kan hier niet leven!’ zuchtte ik weleens in mezelf als puber in een groot en traditioneel gelovig gezin en omgeving. Er werd niet of weinig gepraat. Al helemaal niet over persoonlijke dingen en gevoelens. Als gevoelig kind ervoer ik van alles, maar ik leerde niet om dat te verwoorden en ermee om te gaan.

Je blijdschap delen en praten over dagelijkse oppervlakkige dingen, dat gebeurde natuurlijk wel. Maar als het om pijnlijke dingen ging, zoals misbruikervaringen of dat ik me niet fijn voelde in ons gezin en de kerk, dan hield ik dat voor mezelf. Als gevoelig kind was ik bang voor confrontaties. Ik bedacht dat het veiliger was om stil te blijven in plaats van ‘problemen te maken’ of het risico te lopen afgewezen te worden, of spot over me heen te krijgen. Ik wilde alles alleen aankunnen en onderdrukte met name negatieve emoties als verdriet, angst en woede door er niet aan te denken en te doen alsof ze er niet waren. En ook mijn hunkering naar geborgenheid, warmte en liefde, hield ik voor me zelf. In gedachten fantaseerde ik erover dat er in die behoeften en verlangens werd voorzien.

Later ontdekte ik in contact met vrienden en vriendinnen dat in veel gezinnen een patroon bestaat van niet praten over je gevoelens. Zo leer je als kind niet om je pijn te delen. Er zijn ook gezinnen waar emoties op een grove en onberekenbare manier wordt geuit, waardoor er een sfeer van spanning, ruzie, angst, geweld of chaos in huis ontstaat. Zodat je als kind bang wordt dat als je je uitspreekt, de spanningen zullen exploderen en de situatie uit de hand zal lopen en je bijvoorbeeld klappen kunt verwachten.

Helaas gaan onuitgesproken emoties niet weg. Ze kunnen juist intenser worden. En leiden tot gevoelens van eenzaamheid, isolement en somberheid. Opgeslagen emoties kunnen pijnlijk worden. Dat maakte dat ik me erop toe ging leggen om in mijn hoofd te gaat zitten. Als in een hoge toren. Om vandaaruit de regie over mijn leven te houden. Zo van ‘mij raken ze niet!’ Terwijl diep in mij het verlangen naar warmte bleef.

Onuitgesproken emoties, als reacties op pijn en eenzaamheid of op wat anderen over je zeggen thuis of op school of in andere contacten, gaan vaak een eigen leven leiden. Waardoor je als kind al verkeerde conclusies kunt gaan trekken over jezelf, je genderidentiteit, anderen, God en het leven in het algemeen. Zo wierp ik een blokkade op tegen mijn ouders. Zoals mijn moeder later zei: ‘Je was zo moeilijk bereikbaar.’

Voor mij kwam hier een verandering in toen ik tot geloof kwam en me ging openen. Allereerst naar God toe en Zijn boodschap dat ik in Zijn ogen kostbaar ben en naar Zijn beeld geschapen als meisje en vrouw. Daardoor kreeg ik een reëler beeld van mezelf: Gods gedachten over mij in plaats van wat ik over mezelf was gaan denken op grond van allerlei ervaringen. Geleidelijk aan ging ik me ook openen in vriendschappen en zo legde ik langzaam mijn afwerende gedrag af.

Gods woord is zo bijzonder. Romeinen 12:2 is voor mij een belangrijke tekst: ‘Wordt veranderd door de vernieuwing van je denken. Hoe? Door het levende Woord van God en door Zijn Geest die in je leven komt als je je openstelt voor Jezus.

Zo dat ik mag gaan leren om voluit te leven en lief te hebben, met heel mijn hart en ziel en verstand en wat er ook maar in me is.

Johanna

Foto Unsplash