Rond dezelfde tijd achtervolgde een scène uit het boek Handelingen me.
Paulus en Lucas varen op een overvol Romeins schip naar Rome. In de buurt van het eiland Kreta komt het schip in een storm terecht, die veertien dagen woedt. Tegen het einde van die twee weken is het schip nog maar tot Malta gekomen. Te midden van al die narigheid krijgt Paulus een visioen, dat hij met zijn reisgenoten deelt:
‘Maar toch roep ik jullie op om moed te houden, want niemand van jullie zal omkomen, alleen het schip zal verloren gaan. De afgelopen nacht werd ik namelijk bezocht door een engel van de God die ik toebehoor en dien. Hij zei: ‘Wees niet bang, Paulus, je moet voor de keizer verschijnen, en daarom heeft God je in Zijn goedheid het leven van alle opvarenden geschonken.’
Houdt dus moet, mannen, want ik vertrouw op God dat het zo zal gaan als me gezegd is. We zullen stranden op een of ander eiland.’ Handelingen 27:22–26.
Dat klinkt als goed nieuws. Maar Paulus’ beproeving was nog lang niet voorbij. In feite bleek dat ‘stranden op één of ander eiland’ het ergste deel van de reis tot op dat moment:
‘Toen het licht werd, herkenden ze de kust niet, maar ze zagen een baai met een strand en besloten een poging te doen om het schip aan de grond te zetten.
Ze maakten de ankers los en gaven ze prijs aan de zee, en tegelijkertijd haalden ze de riemen weg waarmee het dubbelroer vastzat. Toen hesen ze het voorzeil en hielden voor de wind aan op het strand. Ze stootten echter op een zandbank, en daar liep het schip aan de grond. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, en door het geweld van de golven begon de achtersteven te breken.
De soldaten vatten het plan op om de gevangenen te doden, zodat niemand zwemmend zou kunnen vluchten. Maar de centurio, die wilde dat Paulus in leven bleef, verijdelde hun plan en gaf bevel dat eerst degenen die konden zwemmen overboord moesten springen om aan land te gaan en daarna de anderen, op planken of stukken wrakhout. En zo kwamen allen behouden aan wal. Handelingen 27:39-44.
Opnieuw droomde ik mezelf in, in die scène. Moe en uitgeput op een eindeloos schommelend schip. Maar God heeft gezegd dat ik níet verloren zal gaan. En toen drong het tot me door: God plant reizen om ons van tevoren te trainen. Maar Hij maakt die reis niet persé vrij van beproeving of druk.
Dat was zo’n beetje de scène die ik in mijn eigen leven beleefde. Ja toch? Een eindeloos kolkende zee, de dood mogelijk een paar ogenblikken van me verwijderd. En toch – die belofte van veiligheid, niet verloren gaan.
Zou het kunnen dat God mijn veiligheid al in het verhaal van mijn leven had verwerkt ?
In eerste instantie leek die gedachte me aanmatigend. Zo praatte ik mezelf zelfgenoegzaamheid aan wat mijn zonde betreft. Daar kon niets goeds uit voortkomen, als ik er vanuit zou gaan dat mijn bestemming veilig zou zijn. Dat zou betekenen dat ik me van mijn wandel met Jezus af zou kunnen keren en terug kon gaan naar de manier waarop ik eerder had geleefd. Dat zou het kunnen betekenen. Maar het feit is, dat ik dat niet wilde!
Toen deze twee, zeer verschillende stukken uit de Bijbel in mijn gedachten bij elkaar kwamen, namelijk wat Jezus vertelt over de barmhartige Samaritaan, Zichzelf, én de tekst uit Handelingen 27, besefte ik dat God zelfs in en door mijn eigen keuzes werkt. Het zijn mijn keuzes. Maar met Christus in mij, moeten dat op een of andere ondoorgrondelijke manier, ook Zijn keuzes zijn.
Misschien hing mijn leven niet aan een zijden draadje van elke keuze die ik maakte. Misschien deden mijn keuzes ertoe. Maar misschien had God ook het grotere plaatje van mijn leven al voor ogen. En misschien, heel misschien, was Hij vastbesloten om ervoor te zorgen dat het mooi zou worden. Precies zoals Hij het Zich voor mij had voorgesteld.
Toen dat tot me doordrong, begonnen een paar van de moeilijkere teksten in de Bijbel voor mij heel logisch te worden: ‘En we weten dat God alle dingen doet meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben, die volgens Zijn voornemen geroepen zijn.’ Romeinen 8:28.
Ik noem dat besef mijn tweede ‘paradigmaverschuiving’. Maar in feite was het gewoon een verbetering van de eerste, waarover ik schreef in het eerste deel van mijn getuigenis. Namelijk dat ik een keuze had: wandelen met mijn partner van hetzelfde geslacht, of wandelen met God. Allebei kon niet. Wat daarbij eng was, namelijk dat mijn keuze werd ingegeven door angst voor de hel, dat was nu opgeruimd.
Het moest gewoon gebeuren. En God wilde niet dat ik de transformatie die in mij had plaatsgevonden verkeerd zou begrijpen.
Om te beginnen wilde Hij niet dat ik de eer voor mijzelf zou opeisen. En Hij wilde niet dat ik mezelf zag als zo’n invloedrijke persoon in mijn eigen leven.
Rick, directeur van Free in Christ Ministries, met goedkeuring vrij vertaald en opgenomen.
Foto Unsplash