‘Als je een huis bouwt, moet je altijd zorgen voor een hek op de rand van het dak. Want anders kan er iemand van het dak vallen en sterven. En dan ben jij verantwoordelijk!’ Deuteronomium 22: 8 BIGT
Zo’n huis, in de tijd van de schrijver, heeft geen verdiepingen. Wel een plat dak. ’s Morgens vroeg of ‘s avonds als het binnen te warm is, dan zitten mensen veel op dat platte dak.
Maar als daar geen hek omheen is gemaakt, dan kan iemand zomaar naar beneden vallen.
De betekenis van deze woorden is niet alleen: je mag niemand van het dak afgooien. Maar ook: neem voorzorgsmaatregelen! Zorg ervoor dat je ongelukken voorkomt!
God wil dat je anderen beschermt. Doe je dat niet, dan laad je schuld op je. Ook al heb je niemand ‘iets kwaads’ gedaan.
Op straat en in het verkeer moet je opletten. Opdat je jezelf en een ander niet in gevaar brengt. Op je werk moet je veiligheidsvoorschriften in de gaten houden. Bij de bereiding van voedsel moet je denken aan de gezondheid van jezelf en anderen.
Gods richtlijnen en geboden zijn als hekjes die je manier van omgaan met jezelf en anderen regelen. Doel is dat zowel jij als de ander heel en gezond blijft. Geen armen en benen breekt. Niet beschadigt raakt of een winkelhaak in je ziel oploopt.