HAAT GOD MIJ SOMS?

Ik ben de middelste van vijf jongens uit een gereformeerd gezin. Mijn vader dronk. Later werd dat erger. Dan werd hij emotioneel en sprak over Gods genade. Achteraf denk ik dat hij zich schuldig voelde en zich vrij wilde pleiten.

Mijn moeder runde het gezin. Wij droegen haar op handen. Ik zag toen niet dat zij geen gesprek met ons aanging. Ze vroeg wel hoe het ging op school, maar als je geen antwoord gaf, was dat ook goed. We waren als gezin trots op onze ‘niet kletsen maar poetsen’ mentaliteit. Dat was onze kracht, thuis, in de kerk en op het werk.

Voor schut gezet op school boeide het leren mij niet. Ik was dyslectisch, faalangstig, en wilde niet in het middelpunt staan. Toen de meester van klas vijf (nu groep zeven) me vroeg een eenvoudige som te maken, klapte ik dicht. Hij zette me voor schut: “Ga het maar in klas vier vragen, daar moest je het leren.” Ik ging naar de gang, maar niet naar klas vier. Want daar zat mijn broertje. Even later kwam de meester woedend de gang op en schold mij uit voor de klas. 

Ik wilde mezelf overeind houden, en zei boos en wanhopig,: “Ik zet een spijker voor de band van uw auto!” De stoere jongens in de klas lachten me uit: “Durf jij niet!” Daarom deed ik het wel. Toen dat uitkwam, verraadde de stoerste jongen me. Ik trok me terug. Jaloers. Die andere jongens waren stoer, durfden alles. Ik was bang, durfde niets.

Op de tuinbouwschool werkte ik na school en in vakanties. Op verenigingsavonden en feestdagen ontmoette ik andere jongeren van de kerk. Ik zag leuke meiden en werd verliefd. Maar ik weet nog dat ik een meisje leuk vond, maar haar broer even leuk.

Thuis zat ik veel op mijn kamer. Dat was niet goed voor me. Ik werd sociaal onhandig. Ik dacht aan jongens en wist me geen raad met mijn lijf. Mijn broer zei tegen mijn moeder: “Ik snap ‘t niet. Er staan tig meiden om hem heen en hij ziet ze niet.” Ik las weleens over homo’s, maar dat ging niet over mij. Of wel? Niet aan denken! God is duidelijk in de Bijbel! Ik moet beter mijn best doen. Morgen denk ik niet meer aan jongens. God haat dat! Haat God mij?

Ik moest in militaire dienst, maar zag dat niet zitten. Na twee weken mocht ik gaan. Mijn moeder vroeg later: “Wat had je gedaan als je daar moest blijven, thuis niet welkom was?” Mijn antwoord was: ‘Ik zou van de brug bij de kazerne afrijden.’ Daar had ik al over nagedacht. Ik voelde me waardeloos, maar deelde dat met niemand. Ik was jaloers op andere jongens.

Op verenigingsavonden ontmoette ik mijn vrouw. Ik vond haar leuk. Zij had mij allang gezien, ik had het wat later door. Mijn gevoel botste met haar gevoel, maar ik hield van haar. Mijn lijf wilde niet mee, ik dacht aan jongens wat mijn lijf betreft.

Ik hoopte dat dat over zou gaan als ik zou trouwen. We kregen kinderen. Het was druk, maar wel oké. Ik dacht veel na, maar niet over mezelf. Voor mijn omgeving was ik sociaal, maar van binnen ging ik dood. Ik had vrienden nodig, maar had ze niet. Verlangde naar nabijheid van mannen en zocht die ook.

Gelukkig was ik sociaal onhandig. Ik durfde geen contact te zoeken omdat dat op de verkeerde manier zou gebeuren. Maar toen ontmoette ik die man, op een verkeerde plek. Wat ik dertig jaar onderdrukte werd wakker. Ik voelde wat ik al die jaren had gemist. En tegelijkertijd voelde ik mij totaal mislukt. In één keer werd ik wakker: zó wil ik niet door!

Ik dacht: “Er is één oplossing. Ik ben waardeloos, niemand zit op mij te wachten. Wat doe ik hier nog?” Ik vertrok om niet terug te komen, maar ik durfde me niet van het leven te beroven. Ik was bang God te ontmoeten, want Hij haatte mij ook.

Ik ging naar huis. En schreef mijn broer: “Ik ben homo. Mag ik naar jou komen als mijn vrouw me niet meer wil?” Iets later lichtte ik mijn vrouw in. Ik wilde praten, maar kon alleen maar huilen. “Schrijf het dan op”, zei ze.

Toen ze las wat ik schreef, vroeg ze: “Wil je weg?” “Nee”, zei ik. Zij wilde dat ook niet. Ik was verward en vertrouwde mezelf niet meer. Ik ging sporten, om weg te zijn en alles te verwerken. Ik wilde niets meer, niet meer leven.

In die tijd had ik het meest aan mijn vrouw. Zij liet mij niet vallen, verweet mij niet dat ik nooit had gepraat, begreep hoe zwaar het geweest was en bleef van mij houden. Door haar begrijp ik beter wat genade is. We hadden het moeilijk, maar zagen ook Gods zegen. De liefde bleef. Groeide zelfs. Dat we bleven kiezen voor elkaar, is voor ons beiden goed geweest.

Ik was depressief. Ook mijn kinderen leden er onder. Ik vertelde de oudsten wat er speelde. Ze zagen mijn nood en waren blij dat wij samen door wilden. Ik was bang als vader afgewezen te worden, maar dat gebeurde Godzijdank niet.

Kort na mijn val kon ik terecht bij Different (dat helaas gestopt is!). Dat zie ik nog steeds als een wonder. De therapie was heftig en gesprekken maakten indruk. Zoals de uitspraak: “Je bent meer dan je gevoelens.” Ik ontdekte patronen in mijn ouderlijk gezin die niet goed waren. Er was veel gebrokenheid.

Toen ik somber was en mezelf waardeloos vond, zei mijn begeleider: “Denk je dat je God hiermee blij maakt?” Ik dacht erover na. Ik ging meer Bijbel lezen, Jesaja 29 bijvoorbeeld: “Zou een maaksel tegen zijn Maker zeggen: U hebt mij niet goed gemaakt?” Ik was nooit tevreden met wie ik was. Ik schreeuwde het uit naar de hemel, was teleurgesteld en boos om wie ik was. Maar ik leerde ook van God: “Ik ben er voor jou.” Het was een moeizaam, pijnlijk proces, maar mijn relatie met God werd beter. Een cursus bij Living Waters versterkte dat het wáár is: God houdt van mij.

Er veranderde veel in mijn eigen gezin. We praten meer, zijn opener. Dat vind ik moeilijk. Maar door de jaren heen zie ik dat kracht in zwakheid wordt volbracht. God is goed, door alle pijn heen.

Voordat mijn vader stierf, maakte ik autoritjes met hem. Hij werd onrustig van de hele dag thuis zitten. Negen dagen voor zijn overlijden maakten we onze laatste rit. Even daarvoor zei hij: “Kijk, een man achter een wandelwagen. Dat deden wij vroeger nooit.” Ik: “Wij? Ik wel, pa, ik vond het leuk.” “Ja dat weet ik, ik bedoel ‘wij’ van ónze leeftijd. Stom eigenlijk”, zei pa.  Hij praatte niet over zijn gevoel, maar ik merkte dat hij iets wilde aangeven. Dat deed me goed. Ik merkte dat ik weer van hem kon houden en dat ik het leuk vond om een ritje met hem te maken, gewoon samen te zijn als vader en zoon.

Ik hoop verder te groeien. Ik steek geen succesverhaal af dat áf is. Midden in het leven ga ik stap voor stap verder met Hem.

Naam van de auteur is bij de redactie bekend