‘Ze kruisigden Hem… De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met Hem.’ Marcus 15: 24, 29
De dichter Isaäc Da Costa beschrijft wat er op Golgotha gebeurt met woorden als ‘duister, ontzettend, zielsontroerend en hartverpletterend.’
Maar de mensen die voorbij lopen, kijken alleen maar hoofdschuddend toe en vervolgen hun weg.
Ze spotten met Jezus, schrijft Marcus de leerling van Petrus, die erbij was.
De plek waar Jezus wordt gekruisigd ligt niet ver buiten de stadsmuren van Jeruzalem. Volgens de overlevering in de buurt van de Noordpoort, aan de weg naar Sichem.
Het was er druk. Maar de voorbijgangers maken zich niet druk. Integendeel. Ze maken losjesweg een grapje en gaan verder.
Je zou hen met de woorden uit de Klaagliederen willen vragen: ‘Gaat het jullie niets aan, jullie die hier over de weg voorbijgaan?’
Achteloos lopen duizenden mensen voorbij aan het kruis van Jezus.
Zie jij nog helder wat dat kruis betekent? Voor jou persoonlijk en voor de wereld?
De voorbijgangers van toen lopen erlangs en halen hun schouders op: ach, dat is Jezus. Dat moest er een keer van komen! Daar heeft Hij het naar gemaakt!
Ze rekenen niet met God.
Maar Die laat het er niet bij zitten. Dat komt echter pas op Paasmorgen aan de orde.
Hoewel – God heeft zich op die Goede Vrijdag ook niet onbetuigd gelaten.
Marcus schrijft erover, je leest het iets verderop in hoofdstuk 15:
‘De Romeinse centurio, die recht tegenover Hem stond, riep toen hij de Heer Jezus zag sterven:
‘Werkelijk! Deze mens was Gods Zoon!’
