Op 21 juli stuurde Philip Nunn van Vernieuwd.com een open brief aan minister Hugo de Jonge, aan de partijvoorzitters in de Tweede Kamer en de leden van de Commissie Homo Emancipatie van de tweede Kamer. Een helder geformuleerde tekst die de moeite van het lezen, en het doorgeven, waard is!
OPEN BRIEF
Email: philip@vernieuwd.com
De heer Hugo de Jonge
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Postbus 20350, 2500 EJ, DEN HAAG
Gedragscode Homopastoraat en Seksuele fluïditeit
Aan het begin van de corona crisis bent u voor wat betreft het ontwikkelen van de gedragscode met betrekking tot de Intelligent Lockdown’ zorgvuldig te werk gegaan. U hebt daarbij steun gezocht bij beschikbare data en advies gevraagd van wetenschappers.
De meesten van ons zijn u hiervoor dankbaar. Ik wil er voor pleiten dat u deze zelfde aanpak hanteert voor het ontwikkelen van elke gedragscode.
De emoties rond de vraag hoe onze LHBT-medemens, die seksuele verandering of verwarring ervaart, het best geholpen kan worden zijn sterk en diep. Er zijn zeer uiteenlopende visies en meningen over wat mag en over wat beslist niet toelaatbaar is. Net als bij het coronavraagstuk kunnen statistieken hier van nut zijn.
Een fundamentele vraag bij een mogelijke gedragscode voor Homopastoraat is: is seksuele geaardheid fluïde of vast? Als het vast is, dan is elk verhaal van verandering fake-nieuws en kwetsend. Maar als bij sommige mensen seksuele gerichtheid fluïde blijkt te zijn, dan kan een willekeurige beperking van hulpverlening juist schade toebrengen. Tot mijn verbazing kwam ik in de 167 pagina’s tellende Voortgangsrapportage (mei 2020) van Bureau Beke en Ateno, geen enkele referentie tegen naar fluïde seksualiteit.
Over seksuele fluïditeit is belangrijk onderzoek gedaan. In het bijzonder in studies die in de laatste twee decennia zijn gepubliceerd. Uit deze studies klinkt de boodschap dat beweging in seksuele gerichtheid veel vaker voorkomt dan de meeste mensen denken. Zelf schat ik dat 500.000 Nederlanders seksuele fluïditeit ervaren. Bij deze brief stuur ik u een korte analyse met openbare statistieken waaruit deze stelling blijkt.
Het lijkt mij onrechtvaardig en discriminerend als er een asymmetrische gedragscode zou komen. Een gedragscode die alleen juridische beperkingen oplegt op counseling aan mensen die seksuele verandering ervaren in de richting van heteroseksualiteit. Geen enkele richting van verandering moet door de overheid gestigmatiseerd worden. Als er al een gedragscode nodig is, moet deze ideologisch neutraal zijn. Elke Nederlander, ongeacht in welke richting hij of zij van seksualiteit wil veranderen, moet volgens ons recht krijgen op dezelfde kwaliteit van (pastorale) begeleiding.
In de discussie over een mogelijke gedragscode is het van belang dat seksuele fluïditeit wordt erkend. Graag zou ik hierover met u in gesprek willen gaan. Om dezelfde reden
maak ik deze brief en bijbehorende informatie publiek.
Philip Nunn
Statisticus (Imperial College, London)
Medeoprichter van Vernieuwd.com
Eindhoven
Homopastoraat, seksuele fluïditeit en de Nederlandse Wet
Een betoog tegen pogingen om de beschikbaarheid van verantwoorde begeleiding wettelijk te beperken. In dit geval voor hen die fluïditeit in hun seksuele geaardheid ervaren in de richting van heteroseksualiteit. Dergelijke barrières zijn willekeurig, schadelijk en discriminerend.
Samenvatting
Academische studies van de laatste drie decennia tonen unaniem aan dat sommige individuen in de loop van de tijd veranderingen in hun seksuele geaardheid of gerichtheid ervaren.
Deze verandering kan verschillende kanten op gaan. Heteroseksualiteit is de meest stabiele seksuele gerichtheid.
Lesbische en biseksuele vrouwen vertonen de grootste mate van seksuele fluïditeit, gevolgd door biseksuele mannen. Homoseksuele mannen melden ook een verandering in hun seksuele gerichtheid, maar beduidend minder dan vrouwen. Studies suggereren dat tussen de 2% en 3% van de bevolking verandering in hun seksuele gerichtheid ervaren gedurende 10 jaar.
Voor sommigen kan het deel uitmaken van deze minderheidsgroep verwarrend en zeer stressvol zijn, vooral als de beweging naar hun mening ongewenst is. Elke persoon uit deze groep die het gezelschap van een coach, mentor of begeleider tijdens deze ‘veranderingsreis’ op prijs zou stellen, zou toegang moeten hebben tot ondersteuning. Ook degenen die willen onderzoeken of ze wellicht behoren tot deze groep van hen die beweging in hun seksuele gerichtheid ervaren, zouden toegang moeten hebben tot die ondersteuning.
Verantwoorde counseling moet gemakkelijk beschikbaar zijn, ongeacht de richting van de verandering die de cliënt ervaart of wenst. De begeleiding moet altijd vrijwillig zijn, nooit gedwongen of opgelegd. Counseling moet er niet op gericht zijn om de seksuele gerichtheid te veranderen of te sturen, maar moet als doel hebben het welzijn van de cliënt te bevorderen.
Wetgeving moet, waar dat aan de orde is, de minderheid die fluïditeit in hun seksuele gerichtheid ervaren, erkennen en respecteren. Een gedragscode moet neutraal zijn, dat wil zeggen, het moet de beschikbaarheid van counseling niet bevoordelen of beperken op basis van de richting van de verandering.
Context
Homoseksuele gevoelens werden jarenlang beschouwd als een geestelijke stoornis, een ziekte of een moreel kwaad. In die tijd waren er sterke sociale redenen om alle seksuele minderheden te veranderen tot heteroseksuelen.
In de loop der jaren experimenteerden de gezondheidsdiensten van de overheid met therapieën, waaronder shocktherapie en zware medicatie (Faderman, Lillian. The Gay Revolution – The Story of the Struggle. Simon & Schuster Paperbacks, NY 2015). Sommige kerken en geloofsorganisaties experimenteerden ook met alternatieve therapieën. Er zijn studies en getuigenissen beschikbaar die diverse therapieën sterk bekritiseren, en er zijn ook studies en getuigenissen die melding maken van gunstige effecten van sommige van deze therapieën.
Kan de seksuele geaardheid of gerichtheid van mensen echt veranderen? Als wordt aangenomen dat de richting van de seksuele aantrekkingskracht vastligt, zoals ons DNA, onze chromosoomstructuur of bloedgroep, dan zal elke melding van verandering afgewezen worden. Gerapporteerde veranderingen
zullen worden uitgelegd als iemand die hun lang onderdrukte ware seksuele geaardheid ‘ontdekt’ heeft of als iemand die tijdelijk ontrouw’ is aan zijn of haar echte seksuele geaardheid.
Dergelijke verhalen van verandering zullen genegeerd worden of zelfs bestempeld worden als ‘nep, gevaarlijk en schadelijk’ omdat ze bij kwetsbare mensen niet te realiseren verwachtingen kunnen wekken. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was een aantal studies gericht op biseksuele gedragspatronen en seksuele flexibiliteit. Men constateerde bij vrouwen een grotere seksuele flexibiliteit dan bij mannen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw begon dit soort studies voor het eerst rekening te houden met de factor tijd. Er werd opgemerkt dat de richting van seksuele verlangens in de loop van de tijd kan veranderen. Sommigen merkten ook op dat de verankering van seksuele aantrekkingskracht aan een bepaalde seksuele identiteit (zoals lesbisch, homo of heteroseksueel) vaste grenzen creëerde die het vermogen om te verkennen of te verlangen naar verandering konden beperken.
De psycholoog Roy Baumeister, in het jaar 2000, was de eerste academicus die het bestaande bewijs ter ondersteuning van seksuele variabiliteit bij vrouwen samenvatte. In 2008 publiceerde Lisa Diamond, een lesbische psychologe en feministe, haar invloedrijke boek over seksuele fluïditeit (Diamond, L. Sexual Fluidity – Understanding women’s love and desire. Harvard University Press. 2008). Ze is een groot voorstander van LHBT-rechten en is ook sterk gekant tegen hun populaire ‘ik ben zo geboren’ narratief (Diamond, L. Why the ‘born this way’ argument doesn’t advance LGBT equality. TEDx Salt Lake City. 2018. https://www.youtube.com/watch?v=RjX-KBPmgg4&t=661s).
De meeste westerse overheden en geloofsorganisaties proberen niet meer van homoseksuelen hetero’s te maken. Om eventuele ongewenste druk tot verandering op niet- heteroseksuelen – met name op kinderen en kwetsbare personen – volledig uit te bannen, overwegen sommige landen, waaronder Nederland, wetgeving die het illegaal zou maken voor hulpverleners en psychologen om cliënten te coachen of te begeleiden die zich in de richting van heteroseksualiteit bewegen en cliënten die willen onderzoeken of ze tot zo’n fluïde groep behoren. Zoals altijd is het de uitdaging om een evenwicht te vinden tussen ‘het beschermen van de kwetsbaren’ en ‘het respecteren van hun mensenrechten’.
Definities
Seksuele geaardheid wordt meestal gedefinieerd door de richting van de seksuele aantrekkingskracht van een persoon, of het nu gaat om mannen, vrouwen of beide. Om de werkelijkheid van degenen die hun seksuele aantrekkingskracht als fluïde ervaren te erkennen, wordt vaak de term seksuele gerichtheid i.p.v. geaardheid gebruikt. Sommigen stellen dat seksuele aantrekkingskracht een continuüm betreft – in tegenstelling tot vaste categorieën. Terwijl anderen suggereren dat seksuele aantrekkingskracht complexer is, waardoor sommigen zichzelf beschrijven als aseksueel of panseksueel en anderen bijvoorbeeld een seksuele aantrekkingskracht ervaren die is gericht op kinderen of dieren of op bepaalde voorwerpen.
Seksuele identiteit of gerichtheidsidentiteit verwijst meestal naar het label dat een individu heeft gekozen om zijn of haar ervaren seksuele gerichtheid te beschrijven. De meest voorkomende zijn heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel. Sommige studies voegen een vierde categorie toe, ‘andere’, om zo ook de diversiteit van de seksuele identiteiten van minderheden erbij te betrekken.
Bij seksuele fluïditeit [sexual fluidity] verwijzen de meeste studies naar een verandering van gerichtheid van iemands seksuele verlangens, gevoeligheid of seksuele identiteit. Sommige studies suggereren dat tussen 2%-3% van de bevolking seksuele fluïditeit ervaart. De meerderheid, die geen verandering meldt, wordt daarentegen aangeduid als seksueel stabiel.
Onderzoeksmethoden
Over het algemeen zijn er twee soorten studies beschikbaar. Longitudinale studies onderzoeken veranderingen in seksuele opvattingen en gedrag in de loop van de tijd. Deze studies kunnen gebaseerd zijn op gerapporteerde veranderingen in een nationale census (met veelal een 10-jaarlijkse meting) of op een kleine steekproef van gekozen personen die gevolgd zijn gedurende een aantal jaren.
Het andere type zijn de eenmalige studies die hun onderzoek beperken tot informatie die op een bepaald moment verzameld is. Sommige van deze studies vragen de respondenten naar hun ervaringen met veranderingen in het verleden. Deze worden retrospectieve studies genoemd.
Elk type onderzoek heeft zijn sterke punten en beperkingen. De manier waarop je een ervaring uit je verleden beschrijft kan verschillen van de manier waarop je die in het verleden zou beschrijven.
De mate van seksuele fluïditeit die lesbiennes melden die zich vrijwillig aanmelden voor een onderzoek kan minder zijn dan de ervaring van de lesbische bevolking als geheel. Kleine steekproeven kunnen een vertekening bevatten. Algemene inzichten zijn robuuster wanneer ze gebaseerd zijn op het vergelijken van een aantal verschillende soorten onderzoeken.
Bewijs voor het bestaan van seksuele fluïditeit
Studie #1: Stability and Change in Sexual Orientation Identity over a 10-Year Period in Adulthood, Mock & Eibach. 2011 (Archives of Sexual Behaviour, 41, 641-648).
Dit is een longitudinale studie gebaseerd op de National Survey of Midlife Development in de Verenigde Staten. Het omvatte 2.560 deelnemers. De gemiddelde leeftijd was ongeveer 47 jaar. In Golf 1 werden de respondenten geïdentificeerd als heteroseksueel, homoseksueel of biseksueel. In Golf 2, tien jaar later, meldde 2,15% een andere seksuele gerichtheid. Uit dit onderzoek blijkt dat heteroseksualiteit veruit de meest stabiele seksuele gerichtheid is en dat stabiliteit ook sterk aanwezig is onder mannen die zich als homoseksueel identificeren. Lesbiennes en biseksuelen melden een relatief hoge mate van fluïditeit in hun seksuele geaardheid.
VERANDERING: Heteroseksueel (1) Homoseksueel (2) Biseksueel (3): Bij de mannen 0.78% (1); 9.52% (2); 47.06% (3); Bij de vrouwen 1.36% (1); 63.63% (2); 64.71% (3).
Deze resultaten ondersteunen een longitudinaal onderzoek dat Diamond in 2008 heeft uitgevoerd met een steekproef van niet-heteroseksuele vrouwen (lesbische, biseksuele en andere) over een periode van 10 jaar waarin werd gemeld dat 67% van deze vrouwen in deze periode een verandering in hun seksuele geaardheid hebben gemeld (Diamond, L. D. Female bisexuality from adolescence to adulthood. Results from a 10-year longitudinal study. Developmental Psychology. 44, 5-14. 2008).
Studie #2: Same-sex attraction in a birth cohort: Prevalence and Persistence in early adulthood, Dickson, Paul & Herbison. 2003 (Social Science and Medicine, 56, 1607-1615).
Dit is een longitudinale studie over 5 jaar bij een nationale steekproef van jongvolwassenen die zich aangetrokken voelden tot mensen van hetzelfde respectievelijk het andere geslacht. Seksuele fluïditeit wordt duidelijk vermeld. Bij een vergelijking met Studie #1 valt op, dat het percentage jongvolwassenen dat verandering in seksuele gerichtheid ervaart, duidelijk hoger is dan bij volwassenen. Uitzondering hierop betreft de categorie jongvolwassen homoseksuele vrouwen die vergelijkbaar hoog blijft.
VERANDERING: Heteroseksueel (1) Homoseksueel (2): Bij jonge mannen 5% (1); 35% (2); Bij jonge vrouwen 16% (1); 60% (2).
Studie #3: Sex differences in the flexibility of sexual orientation: A multidimensional retrospective assessment, Kinnish, Strasberg & Turner 2005 (Archives of Sexual Behaviour, 34, 173-183).
Dit is een retrospectieve studie naar de seksuele gerichtheid van een groep heteroseksuele, biseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen. 97% van de personen (mannen en vrouwen) die zich als heteroseksueel identificeerden, herinnerden zich – en meldden – geen verandering in hun seksuele geaardheid. Vrouwen met een lesbische en biseksuele identiteit meldden veranderingen die
vergelijkbaar zijn met die in studies #1 en #2. Mannen gaven echter in deze retrospectieve studie een hogere fluïditeit aan in hun homo- dan wel biseksuele gerichtheid dan in de twee longitudinale studies hierboven.
VERANDERING Homoseksueel (1) Biseksueel (2): Bij mannen 39% (1); 66% (2); Bij vrouwen 65% (1); 77% (2).
Bespreking, aanbevelingen en conclusie
Openbaar toegankelijk academisch onderzoek wijst consequent op de aanwezigheid van vloeiende seksuele gerichtheid bij een significant deel van de bevolking. De relatieve stabiliteit van de heteroseksuele gerichtheid moet niet worden opgelegd aan degenen die een niet-heteroseksuele identiteit melden. Degenen die in de loop van de tijd fluïditeit in hun seksuele gerichtheidsidentiteit melden, kunnen zich in verschillende richtingen bewegen tussen heteroseksuele, homoseksuele,
biseksuele en andere seksuele identiteiten. Deze seksuele fluïditeit omvat ook ‘terugreizen’. Hier volgen enkele veel voorkomende foute conclusies:
Fout 1: Seksuele gerichtheid is een keuze: Het feit dat een persoon fluïditeit ervaart in zijn of haar seksuele gerichtheid betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij of zij controle heeft over die fluïditeit. Verschillende methodes worden gebruikt om de richting van een seksuele identiteit te meten, meestal een combinatie van vermelde romantische gevoelens, seksuele aantrekkingskracht, fantasieën en seksueel gedrag. Hierbij zou men alleen van fantasieën en gedrag kunnen zeggen dat het om keuzes gaat.
Fout 2: Seksuele fluïditeit kan worden opgewekt (geïnduceerd): Het feit dat sommige mensen na verloop van tijd verandering in hun seksuele gerichtheid ervaren, betekent niet dat alle mensen een verandering in hun seksuele gerichtheid zullen of kunnen ervaren. De meeste mensen melden een stabiele seksuele gerichtheid. Niemand weet of hij of zij tot die seksuele fluïditeitsgroep behoort totdat men daadwerkelijk verandering begint te ervaren. Een dergelijke verandering kan niet worden opgewekt/geïnduceerd, gecreëerd of gegarandeerd. Dit mag echter niet uitsluiten dat degenen die seksuele identiteitsverwarring ervaren, het recht hebben om hulp te zoeken om hun eigen mogelijkheid tot verandering te onderzoeken. Misschien behoren zij ook wel tot die vloeiende groep. Ik stel voor dat counseling niet moet proberen de seksuele gerichtheid in een of andere richting te veranderen, maar dient om de integriteit en het welzijn van de cliënt te herstellen en te bevorderen.
Fout 3: De richting van de seksuele fluïditeit kan gestuurd worden: Er is veel onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken van homoseksualiteit. Tot op heden tonen onderzoeken aan dat de aanwezigheid van homoseksualiteit een complexe combinatie is van nature en nurture: biologische factoren kunnen een predispositie opleveren, en ook sociaal-culturele invloeden en beschikbare mogelijkheden kunnen een bijdrage leveren. Deze biologische, psychologische en sociologische factoren kunnen ook de stabiliteit en fluïditeit van iemands seksuele gerichtheid beïnvloeden. Het opnieuw doorleven van ervaringen uit de kindertijd, trauma’s, seksueel misbruik en een beter begrip van hoe een socioculturele context vrije keuzes eïnvloedt, kan bij sommige cliënten helpen verwarring over hun seksuele gerichtheid te verminderen of weg te nemen (Archives of Sexual behaiour 34, 173-183). Dergelijke begeleiding kan bevrijdend en verrijkend zijn, zelfs voor degenen die nooit een verandering in hun seksuele gerichtheid ervaren.
Fout 4: Seksuele fluïditeit is de ervaring van een onbeduidende minderheid: Het is een feit dat zowel bij mannen als bij vrouwen een grote meerderheid een stabiele seksuele gerichtheid ervaart. Hoeveel mensen in Nederland ervaren seksuele fluïditeit? Ik schat dat de seksueel vloeibare groep in Nederland uit minstens een half miljoen mensen bestaat (Als de volwassen populatie van Studie #1 vergelijkbaar is met die van Nederland, zou 2,15% van de 17 miljoen inwoners naar verwachting over een periode van 10 jaar fluïditeit in hun seksuele geaardheid ervaren. Dat zijn 365.500 mensen. Gezien het feit dat bij jongeren seksuele fluïditeit meer aanwezig is dan bij volwassenen (Studie #2), is deze schatting vrij laag. Bovendien kan de ervaring van seksuele fluïditeit zich buiten de studieperiode van 10 jaar uiten. Een ruwe conservatieve schatting zou zijn dat 500.000 mensen in Nederland in hun leven verandering in hun seksuele geaardheid zouden kunnen ervaren).
Conclusie: Fluïditeit in seksuele gerichtheid komt voor bij een significant deel van de Nederlanders. Mensen die seksuele verandering ervaren, zouden daarbij – als zij dit wensen – de beschikking moeten hebben over begeleidende counseling. Een asymmetrische gedragscode, die zich uitsluitend richt op het beperken of verbieden van counseling aan hen die een seksuele verandering ervaren of die dat willen onderzoeken in de richting van heteroseksualiteit, is willekeurig, onrechtvaardig en
discriminerend.
Philip Nunn
Statisticus
Medeoprichter van Vernieuwd.com
Eindhoven, 21 juli 2020