Ken je dat gevoel ook? Het gevoel dat iedereen, maar dan ook iedereen, een andere kijk op dingen heeft dan jijzelf. Dat de politiek, pers, samenleving en ook de kerk jouw mening en visie niet accepteren. Sterker nog, dat je het gevoel hebt dat je je moet verdedigen, maar dat dat ook niet echt lukt omdat het lijkt alsof iedereen tegen je is en je aangevallen wordt en de anderen willen dat je je conformeert aan hun ideeën en meningen?
Ik heb dat gevoel helaas vaak en ik kan daar dan echt wanhopig om worden, soms ook angstig. En dan vraag ik me af wat ik toch moet doen. Herken je dat?
Toch is dat niet nodig. Hoewel er veel op ons af kan komen, op allerlei terreinen van ons leven, hoeven we niet bang te zijn en ook niet te wanhopen.
Het is alweer meerdere jaren geleden dat ik zelf erg bemoedigd werd door een preek over II Kronieken 20. Ik wil jullie kort meenemen in deze geschiedenis van het Joodse volk. Koning Josafat werd door zijn mensen gewaarschuwd dat het volk Israël werd omgeven door allerlei volkeren die van plan waren om voor eens en altijd af te rekenen met dat volk van God. Josafat werd bang en had geen idee wat hij moest doen. Tot één ding hem te binnen schoot: hij ging God raadplegen. En samen met de inwoners van Juda schreeuwde hij het uit tot God: Wij immers zijn niet opgewassen tegen deze grote menigte die tegen ons is opgerukt, en wij weten niet wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd (vers 12).
Vooral in de afgelopen jaren lijkt die weerstand steeds erger te worden. Mag ik nog wel een andere mening of overtuiging hebben dan wat gangbaar is in deze maatschappij? En ja, dat de maatschappij een andere visie heeft is logisch en daar heb ik ook niet zoveel moeite mee. Maar dat kan ik niet zeggen over medechristenen. Ik heb zo vaak het gevoel dat ik moet ‘onderduiken’ en in stilte en eenzaamheid mijn weg moet vervolgen: stilletjes achter Jezus aan.
In de afgelopen paar jaar wordt – juist ook vanuit christelijke hoek – in vaak felle bewoordingen geroepen dat alles moet kunnen, ook op het gebied van homofilie. Het gaat er immers om dat niemand liefde ontzegd mag worden. Ik heb ook al verwijten gelezen dat als je een andere levenswandel volgt, c.q. die voorstaat, je mede schuldig bent aan zelfmoord van jongeren die vanwege hun geaardheid geen andere uitkomst ervaren dan de meest drastische stap te nemen die denkbaar is. Oh, wat doet dat zeer, die opmerkingen. Wat zou ik graag naast die jongeren willen staan en een stukje mee willen wandelen op hun pad naar zelfacceptatie en leren omgaan over hoe nu verder.
Op mij komt deze discussie vaak over alsof alles geregeld en opgelost is, als iedereen maar kiest voor een leven met een man of vrouw van hetzelfde geslacht. Wat een ernstige miskenning is van de diepe pijn die iemand heeft als hij of zij erachter komt zich aangetrokken te voelen tot mensen van hetzelfde geslacht. Gelijk te moeten beseffen dat je leven er heel anders uit zal gaan zien. Welke besluiten mensen ook nemen, het zal zoveel moeilijker zijn: een intrinsiek gevoel van altijd op zoek zijn naar bevestiging, een pijnlijk besef dat kinderen krijgen er nu niet in zit of op hele andere manieren geregeld moet worden, een andere manier van kijken als man/vrouw dan anderen én de effecten die het heeft op sociale contacten.
Het is echter niet opgelost door alles maar goed te vinden. Nee, het is juist een bagatellisering van een zware strijd die zich bij mensen van binnen afspeelt. Het gekke is dat je dan ook van medechristenen soms hele pijnlijke reacties kan krijgen, juist van hen die voor een andere visie kiezen. Zo heb ik bijvoorbeeld wel eens te horen gekregen dat ik in mijn gedrag ‘onvoldoende man’ ben en dus maar andere vrienden moet zoeken. Bij mij leidt het er toe dat ik het gevoel heb, dat ik het liefst heel onzichtbaar in de marge van de samenleving mijn leven stilletjes leidt.
Gelukkig houdt de genoemde geschiedenis uit II Kronieken 20 niet op bij het eerder genoemde wanhoopsgebed. God gaat antwoorden door middel van een profeet. En dan komt voor mij alles in een heel ander daglicht te staan. God zegt tegen mij dat ik niet bang hoef te zijn voor deze grote menigte en dat ik me moet opstellen en dat ik dan mag blijven staan: …want het is geen strijd van u, maar van God (vers 15). Dit wordt een aantal keren herhaald.
En dan bekruipt mij toch gelijk het gevoel van ‘Help, hoe bewapen ik mij dan?’ Het mooie is dat ook daar een antwoord op gegeven wordt. God geeft de opdracht om heilige feestdos (feestkleding) aan te trekken en voor de troepen uit te lopen, al zingend en God lovend (vers 21-22). Wat mooi om dat te weten: nee ik hoef niet te strijden, nee ik hoef me niet te bewapenen. Ik mag tevoorschijn komen en mag mijn feestkleding aantrekken. En het resultaat: niet alleen een gewonnen strijd, maar God die zijn volk, die mij en jou, rust geeft aan alle kanten. Wat een geruststelling!
Maar ja, na dit allemaal geschreven te hebben, durf ik nog steeds niet helemaal tevoorschijn te komen en me op te stellen en rustig te blijven staan. Ik schrijf deze blog anoniem, al ben ik wel een stapje verder met tevoorschijn komen. Toch nog maar even verder zoeken naar feestkleding.
Anoniem