Een Oude Jas

OVER EEN OUDE JAS

“Zo’n oude jas zit maar wat lekker”, zei een man. “Ja”, reageerde ik, “vertrouwd. Je pakt hem zo weer van de kapstok”. We hadden een gesprek over wat Jezus vertelt in Lukas 15 in de Bijbel. “De zorg om wat verloren is” staat er als kopje boven. Jezus vertelt: over God die zijn mensen kwijt is. Ze zijn de kroon op Zijn scheppingswerk. Hij wil ze terug. En daar heeft Hij alles voor over. Hij gaat ze achterna. Op zoek als een Herder die een schaap kwijt is. Hij doet een lamp aan om op donkere plekken te zoeken naar dat ene muntje, dat kostbaar voor Hem is. En als een Vader staat Hij in de deuropening op de uitkijk of Hij zijn zoon, die achter de horizon verdween, al ziet komen. En die zoon, dat kan net zo goed een dochter zijn.

Wat een bedrijvigheid in dat Vaderhuis. Elke keer weer als er een dochter of zoon terugkomt naar huis, is het een drukte van belang. Vader geeft opdrachten: help hem of haar oude kleren uit te trekken. En er wordt vast een bad klaargezet. De mooiste kleren worden gehaald. Schoenen en een ring. Het is feest. Alle huisgenoten vieren mee vanaf het moment dat er weer iemand in de armen van God de Vader terugkomt. De hele huisgemeenschap deelt in de blijdschap. Behalve dan die ene broer die boos en jaloers afstand houdt.

Zo gaat het nog steeds. Gods dienaren, evangelisten, apostelen en geloofsgenoten zetten zich in, om je, als jij tot God de Vader komt, te helpen oude kleren uit te trekken en nieuwe aan te doen. Een nieuw leven te beginnen. Paulus legt bijvoorbeeld uit wat dat beste kleed is: de mantel van het heil. Teken van het bij God horen. Jesaja schrijft er al over. En Petrus en Johannes verzekeren je van je nieuwe positie als kind van God de Vader. Hun brieven brengen je in de sfeer van de warme gemeenschap met God. En ook geloofsgenoten zetten zich, in het hier en nu en in opdracht van de Vader nog steeds in. Om jou deel te geven aan iets waarvan je zegt: Hoe is dat mogelijk! Er is blijdschap in de hemel, elke keer dat een mens de weg terug gaat naar God.

En wij mogen die blijdschap kennen. Als we zelf die weg gaan, of het meemaken van anderen: thuiskomen en elkaar helpen om oude kleding uit te trekken en nieuwe aan te doen. Als volgelingen van Jezus, en in en door Hem, kinderen van God de Vader, zouden we meer mogen hebben van die liefdevolle Vader, die wacht en een kind dat naar huis komt omhelst en verzorgt. Niet dwingend of oordelend, maar ontvangend. Daarin mogen we groeien door de hulp van Gods Geest.

Tijdens een gebedsavond proefde ik iets van die openheid en dat vertrouwen. Een jongeman zei: “Eindelijk heb ik mijn pornoverslaving los kunnen laten. Dank voor jullie gebed en steun!” Een ander: “Ik baal zo van mijn korte lontje”. Weer een ander: “Als ik gestrest ben, krijg ik sterk de drang om in vrouwenkleren de straat op te gaan”. Praten over je strijd, samen daarvoor bidden helpt om overeind te blijven.

En zo ontstond dat gesprek waarmee ik begon: “Zo’n oude jas zit maar wat lekker”. Ook als het gaat om homoseksuele praktijken. Het is een strijd en het vraagt om een keuze om daar los van te komen. Pas heb ik het boekje gelezen dat Johan van de Sluis schreef in 1990: “Ik ben niet meer zo”. Boeiend, wat hij schrijft over hoe God in zijn leven werkte. En hem in een proces van vallen en opstaan, geleidelijk aan in de ruimte zette. Momenteel zijn de discussies heftig over of er nu genezing mogelijk is van homoseksualiteit of niet. En over het al of niet werken van “homotherapie”. De discussie is verhit en oeverloos, zinloos als een loopgravenoorlog. En gaat over de hoofden heen van mensen die het moeilijk hebben. Mijns inziens is de discussie echter niet of homotherapie wel of niet werkt. Het gaat erom welke keuze je zelf wilt maken. Ondersteuning daarbij kan helpend zijn. Maar het is uiteindelijk ieders eigen verantwoordelijkheid welke weg je wilt gaan. En los van al dit gediscussieer gaat het leven verder. Gaat Gods werk door.

“Ik durf te spreken van genezing. En ik ben niet de enige”, schrijft H. Hageman in een ingezonden brief in het RD van 27 maart, “na jaren heb ik totale bevrijding ervaren”. De woorden bevrijding en genezing kunnen mensen de gordijnen in jagen. Daarom heb ik het liever over een keuze, zonder elkaar te veroordelen. Bij alle commotie van dit moment is de rust en vrede die bij God en medehuisgenoten van het geloof te vinden is, als een warm bad. Vergelijk ik homofilie en de homoseksuele praktijk met een jas die je zomaar even uit kan doen? Zeker niet. Wel is mijn ervaring dat je met Gods hulp – en strijd – ervoor kunt kiezen iets te doen of niet. Er is een keuze mogelijk. Die zwaar kan vallen. “De Heilige Geest heeft mij ervan overtuigd dat homoseksualiteit zonde is”, schrijft H. Hageman, “daarom ben ik weggegaan bij mijn allerliefste vriendin”. Hier raken we aan het punt dat het volgen van Jezus, van je vraagt je oude manieren van doen, jezelf, los te laten. Om van Hem nieuwe manieren van doen te leren. Daarin te groeien. Daarbij geeft God Zijn kinderen Zijn Geest. Die troost en een verandering ten goede in gang zet. Vanaf het moment dat je tot de Vader komt. “Na jaren”, schrijft H. Hageman. “Na jaren”, is ook het geluid in het boekje “Ik ben niet meer zo”. Jaren van sterker worden in het niet toegeven aan zonde, en dichtbij Jezus blijven.

En wat als je die bevrijding niet ervaart? Als christen? Mogen we er voor elkaar zijn. Samen de warme sfeer van Thuis beleven. Elkaar in de armen sluiten als broers en zussen doen.

Bertien van Ginhoven