DWAZE LIEFDE over christenvervolging

In een gesprek over de toenemende druk op christelijk onderwijs en christelijke hulpverlening en begeleiding, vertelde Krijn de Jong over zijn artikel dat in PROFETISCH PERSPECTIEF lente 2021, een uitgave van Christenen voor Israël, werd gepubliceerd.

Een aansprekende tekst in deze stille week voor Pasen. Waarin we ons bezinnen op de weg die Jezus ging. Tegen wie Hem willen volgen, zegt Hij: “Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen!” Johannes 16:33.

DWAZE LIEFDE over christenvervolging – door Krijn de Jong

In de geschiedenis van de kerk lijken tijden van vervolging er bij te horen. Ook in onze dagen worden christenen op veel plaatsen extreem zwaar vervolgd. Hoe is onze relatie met hen? Wat kunnen van hen leren? En wat kunnen we nog leren van de tijden van vervolging uit het verleden?

De Heere Jezus heeft ons niet met healthy-whealty verhaaltjes gelokt om Zijn volgelingen te worden. ‘Zoals ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook U vervolgen’ dat was zijn eerlijke boodschap. We moeten ons er dus niet over verwonderen als vervolging ons pad kruist. Een slaaf staat immers niet boven zijn meester’. Maar het hoeft ons ook niet te beangstigen. ‘Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’, dat heeft Hij beloofd. Geen angst dus, wel vrees, vrees voor de Heere. Vader in de hemel als ook ik omwille van Uw Naam moet lijden geef me dan de kracht om trouw te blijven.

Tweedeling

In de wereld zien we pijnlijke tweedelingen, bijvoorbeeld die grote kloof tussen arm en rijk. De kerk van Christus kent ook een tweedeling. Een deel van de kerk leeft in vrijheid, een ander deel wordt vervolgd. In het laatste update van de Ranglijst Vervolgde Christenen staat te lezen dat in 78 landen christenen lijden onder extreme vervolging. Het betreft 340 miljoen geloofsgenoten. Hoewel de vrijheid ook voor ons niet onbedreigd is, kunnen we toch nog steeds zeggen dat we hier in vrijheid kunnen leven. Een voorrecht om elke dag met dankbaarheid in ons hart bij stil te staan. We zijn vrij. Ongehinderd mogen we ons geloof belijden en uitdragen. Er geldt hier geen verbod op evangelisatie. Ook onze kinderen mogen onbelemmerd deelnemen aan het godsdienstig leven. Wat een kostbaarheden. Dank U Heere, dank U voor zoveel zegeningen. Zijn we dan totaal niet in gevaar? Nou, helemaal zonder gevaar is onze vrijheid niet. Zo veel vrijheid is ook iets waarvoor we op onze hoede moeten zijn. Diezelfde kostbare vrijheid kan ook zomaar een bedreiging worden. Voor je het weet wiegt het ons in een comfortabele slaap en blijft het bij ‘genieten’ van de vrijheid. Maar we hebben onze vrijheid juist gekregen om die te gebruiken. Wat heb je aan de vrijheid om over Jezus te mogen spreken als je je mond houdt? Buiten we onze vrijheid wel voldoende uit?  En durven we vanuit onze vrijheid de nabijheid van onze vervolgde geloofsgenoten te zoeken? Kijken en luisteren we naar hen?

Geloofsgetuigen

De lijst van geloofsgetuigen uit Hebreeën 11 wordt nog steeds aangevuld. Dagelijks komen er nieuwe namen bij. Hij loopt van Abel tot het bericht uit de krant van vandaag over een christenmeisje dat in Pakistan ontvoerd en verkracht wordt en een voorganger uit Nigeria die vermoord is omdat hij weigert Christus te verloochenen en de Islam te omhelzen. Het is een lange, lange, van bloed doordrenkte lijst. Hoewel het soms ver weg is, is het toch ook pijnlijk dichtbij. We zien filmbeelden, we horen de stemmen en soms kennen we de namen. Het is schokkend en verontrustend. Het is soms ook verlammend. Kunnen we iets doen? En wat kunnen we dan doen. We kunnen beginnen met te luisteren naar hun verhalen. Wat hebben ze gedaan. Hoe hebben ze het gedaan. Wat hebben ze gezegd. Hoe gingen zij om met hun vijanden. Hoe hebben ze hun strijd tot het einde gestreden? En natuurlijk is er dat wonderlijke gebed waardoor je zomaar plotseling één met elkaar kunt worden.

Lijdensgeschiedenis

De verhalen van geloofsvervolging uit de tijd van de vroege kerk en de daarop volgende eeuwen kennen we wel enigszins. Het gevaar is dat we die geschiedenissen lezen als spannende verhalen. Het is al zo lang geleden. Ze doen geen pijn meer. Maar behalve het verre verleden en het pijnlijke nabije heden, is er ook nog  het recente verleden. In Europa heeft de kerk moeten strijden tegen het communisme en het nazisme. Het waren onze ouders, grootouders en overgrootouders die daarbij betrokken waren. Ik kreeg onlangs twee boeken onder ogen die me heel erg geraakt en bemoedigd hebben. Het eerste boek ‘De dominee van Buchenwald’ is onlangs verschenen bij uitgeverij de Banier. Het beschrijft het leven van de Duitse dominee Paul Schneider. Het tweede boek, ‘In banden en gevangenis’, is een bundeling van 19 getuigenissen van Hongaars Roemeense christenen die jarenlang gevangen zaten onder het communisme. De bundel is samengesteld door dominee Ferenc Visky. Beide boeken dagen de christelijke lezer uit en geven moed en hoop voor de toekomst.

Paul Schneider

Het boek ‘De dominee van Buchenwald’, is een levensbeschrijving van de Evangelisch Lutherse dominee Paul Schneider (1897-1939). Al lezend verwonderde ik me erover dat ik zijn naam nooit eerder bewust tegengekomen was. Wat een geloofsheld! We hebben het over het verzet tegen de nazi’s door een deel van de Duitse kerk. Een groot deel van de kerk had een duister verbond met Hitler gesloten. ‘Deutsche Christen’ noemden ze zich. Het andere deel van de kerk ging hier tegen in verzet. Ze noemden zich ‘Bekennende Kirche’ (Belijdende kerk). In deze twee namen ligt hun  program besloten. De ene vereenzelvigt zich met de staat, de ander belijdt Christus. Aan de wieg van de Bekennende Kirche stonden Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) en Martin Niemöller (1892-1984). We kennen hun namen. Maar waarom is Paul Schneider bij ons zo onbekend gebleven? Bonhoeffer noemde hem ‘de eerste martelaar’. Al in 1939 vond hij de dood in het concentratiekamp Buchenwald. Hij was een onwaarschijnlijk dappere geloofsheld. Overal en altijd sprak hij het Woord van God. Hieronder enkele getuigenissen van medegevangenen.

‘Op kerkelijke feestdagen klonk opeens door de stilte de machtige stem van Schneider uit zijn bedompte cel. Op Paasmorgen 1939 klonken onverwachts de heerlijke woorden: ‘Zo spreekt de Heere. ‘‘Ik ben de Opstanding en het Leven’’. Tot in hun binnenste werden de gevangenen geraakt door de moed en de kracht van deze medegevangene. Het was of een vermanende profetenstem uit een andere wereld tot hen had geroepen’.

‘Op 11 april 1938 was er een groot aantal Joden samengebracht op de appelplaats. Na de bevrijding vertelt de Jood Ernst Cramer: ‘Op deze avond hoorden we een stem uit het poortgebouw. Een man zei heel duidelijk de Zaligsprekingen op. Toen hij bij de zesde kwam: ‘‘Zalig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil’’, zei iemand die achter mij stond heel zachtjes tegen mij: ‘‘Dat kan geen Jood zijn. Dat moet iemand zijn voor wie de Bergrede iets heel bijzonders is. Het is een van de mooiste, godsdienstige verhalen uit de wereldgeschiedenis’’. Even later hoorden wij een woest gestamp en pijnkreten. Echter, deze christelijke woorden hebben toen ook Joden kracht gegeven.’

Medegevangene Hans Grubbe: ‘Eens moest ik vegen in de bunker en daar ontmoette ik Schneider.   Ik zei tegen hem: ‘ O Paul wees toch een beetje voorzichtiger en provoceer de SS niet nog meer. Je wordt nog een keer doodgeslagen, als je zo doorgaat met preken.’ ‘Daarom ben ik hier’ antwoordde Paul eenvoudig. ‘In deze hel moet toch iemand over God spreken. Anders bestaat er geen hoop. Ik moet deze arme mensen zeggen dat God hen lief heeft en hen door Zijn Zoon wil verlossen. Ik moet het kwaad, waarvan ik getuige ben bij de naam noemen en aan de SS duidelijk maken, dat zij het oordeel van God niet zullen ontlopen. Hier in het kamp ben ik Gods boodschapper. Als ik niet meer protesteer, ben ik medeschuldig aan de misdaden. Daarom ben ik hier, Hans.’Ik was helemaal ontsteld . ‘Maar Paul zuchtte ik, is de prijs niet te hoog?’ 

Een ander schreef: “Wij allemaal, wij maken compromissen na compromissen. En intussen is er toch iemand geweest die slechts trouw wilde zijn aan zijn Heere, trouw aan zijn geloof.” Is hierin Paul Schneider een voorbeeld ter navolging? Welke macht gehoorzamen wij: de tijdgeest of Jezus Christus?

Een ooggetuige bericht later: ‘Een van de ergste dingen voor mij was dat ik niets gedaan heb tegen het onrecht wat mensen daar moesten ondergaan en waardoor ik zelf medeschuldig jegens die mensen ben geworden. Bij mijn weten is er in Duitsland maar één man die niet deelgenoot aan deze schuld is geworden. Dat is dominee Paul Schneider die zich in woord en daad tegen het onrecht keerde en daarom werd doodgemarteld.’

‘Schneider bleef onvermoeid bezig om de andere gevangenen woorden van troost uit de Bijbel toe te roepen. Dat gebeurde vooral ‘s morgens en ‘s avonds bij het appel op het grote plein. Op een morgen in januari  1939, toen er twee gevluchte gevangenen waren opgepakt en vermoord, riep Schneider bij het appel: ‘In naam van Jezus Christus zeg ik, dat hier gevangenen zijn vermoord….’ Daarna werd de stem door stokslagen versmoord. De gedachtenis aan Paul door de mede- gevangenen was vol respect en lof.  Naar mijn overtuiging is hij in geheel Duitsland de enige die zo bewust, de overwinning van de menselijke vrees, het kruis van Christus tot in de dood op zich heeft genomen. Hij heeft het woord van geloof beoefend: ‘Ons geloof is de overwinning die de wereld heeft overwonnen.’

Julius Freund, een oud-socialist uit Wenen schrijft: ‘In de onmiddellijke nabijheid van de bunker stond de kampmicrofoon op een standaard. Daardoor kwamen de bevelen van de kampleiding. Het toeval wilde dat het celraam van Schneider boven de microfoon was. Op een dag stonden wij met meer dan 10.000 gevangenen op de appelplaats. We luisterden scherp welk nieuws we vandaag te horen zouden krijgen Er heerste een gespannen stilte onder de massa, want men verwachtte iedere seconde de stem te horen van de dienstdoende SS-officier. Daar klonken plotseling enkele woorden. Er ging een beweging door de duizenden, als bij bomen die door de wind worden bewogen. Onze hoofden gingen onrustig heen en weer en onze ogen gingen wijd open. We keken gehypnotiseerd naar de microfoon. Er stond niemand voor en toch hoorden we de volgende woorden, als kwamen ze uit een illegale zender: ‘‘Kameraden luister naar mij. Hier spreekt dominee Paul Schneider. Hier wordt gefolterd en gemoord. Om Christus’ wil, zoek ontferming. Bid tot God. Blijf standvastig en getrouw. God, de almachtige Vader, zal dit kwaad van ons wegnemen. Houd vol, broeders, in deze strijd! God geeft u kracht, vertrouw op Hem, niet op Hitler!’’ Andere woorden gingen verloren omdat men de microfoon had uitgezet. De gevangenen die dicht bij het celraam stonden waaruit was gesproken, zagen een heel bleek gezicht tegen de tralies gedrukt. Twee heldere ogen keken hen aan. Vermagerde vingers klemden zich vast aan de ijzeren tralies. Het was Schneider die zich met zijn laatste krachten vasthield. Toen pakte de commandant Rödl een schop uit handen van de dichtstbijzijnde gevangene. Hij sloeg daarmee op de vingers van de geestelijke. De handen lieten niet los. Ze omklemden de tralies nog vaster. Bloeddruppels kwamen uit de vingers en liepen langzaam naar beneden, streep na streep. Dat duurde even, tot Rödl een SS’er bevel gaf om die ‘‘Waanzinnige’’ tot rust te brengen. Niet lang hierna werd het stil in de cel.’ 

Volksvijanden

Het boek ‘In banden en gevangenis’ geeft een blik in de communistische gevangenissen. Negentien ontroerende getuigenissen van Hongaars Roemeense christenen die in de jaren 50 en 60 vele jaren in gevangenissen in werkkampen doorbrachten. Ze waren tot vijanden van het volk verklaard, louter omdat ze de naam Jezus beleden. Ze behoorden allen tot de Bethanië-beweging, een vernieuwingsbeweging binnen de Hongaarse gereformeerde kerk. Het lauwe deel van de kerk had weinig van het communisme te duchten, het levende deel des te meer. Dominee Ferenc Visky bracht de verhalen bij elkaar. Hij was een leider binnen de vernieuwingsbeweging. Hij begreep waarom de communistische overheid zo gekant was tegen de piëtisten. ‘‘Die luisterden in de eerste plaats naar God.” Een van de medegevangenen van Ferenc Visky was de Joods Lutherse predikant Richard Wurmbrand. Visky spreekt met veel achting over hem. ‘Hij schaamde zich niet voor zijn Joodse afkomst, maar ook niet voor zijn Joodse Verlosser. Hij zat gedurende veertien jaar in de gevangenis, waarvan diverse jaren in een éénpersoons cel. Dat is iets verschrikkelijks’. ‘Velen hielden van hem. Daartoe behoor ik ook’. In 1964 kwam Wurmbrand vrij vanwege een algemene amnestie. Een Noorse zendingsorganisatie heeft hem daarna vrijgekocht. Hij mocht Roemenië verlaten. In 1966 legde dominee Wurmbrand  voor een commissie van de Amerikaanse Senaat een indrukwekkend getuigenis af. Hij eindigt zijn getuigenis met een gebeurtenis uit een van de gevangenissen waar hij verbleef.

‘Bij het graven van een kanaal was een religieuze brigade van vierhonderd man betrokken, bisschoppen, priesters, boeren, die Christus liefhadden, sekteleden en dergelijke, die allen om godsdienstige reden in de gevangenis zaten. Over deze brigade waren misdadigers gesteld en aan die misdadigers was beloofd dat ze losgelaten zouden worden, als ze deze christenen martelden. (…) . Als ze je in deze brigade een kruis zagen slaan, zoals de gewoonte is bij ons in Roemenië, of je handen vouwen of een woord over God spreken, dan werd je doodgeranseld. En nu komt daar op een zondagmorgen de politiek ambtenaar van de gevangenis, de hele brigade is bijeen, en toevallig ziet hij een jonge man. Hij roep hem. ‘‘Wat is je naam?’’ Hij noemt zijn naam. ‘‘Wat ben je van beroep?’’ ‘‘Priester’’, zei hij. En toen zei de communist spottend: ‘‘Geloof je nog in God?’’ Deze priester wist, dat als hij ja zei, dit de laatste dag van zijn leven was. Allemaal keken we naar hem. Gedurende een paar seconden zweeg hij. Toen begon zijn gezicht te stralen en hij opende zijn mond en met een zeer ootmoedige maar tegelijk zeer besliste stem sprak hij: ‘‘Luitenant, toen ik priester werd, wist ik dat in de Kerkgeschiedenis duizenden christenen en priesters om hun geloof zijn gedood en niettemin werd ik christen en werd ik priester. Ik wist wat ik werd. En zo dikwijls ik het altaar betrad, gekleed in dat prachtige gewaad dat de priesters dragen, beloofde ik God: ‘‘Als ik de uniform van de gevangenen zal dragen, dan nog zal ik Hem dienen. Luitenant, een gevangenis is geen bewijs tegen de godsdienst. Ik heb Christus lief met heel mijn hart’’. Ik vind het jammer, dat ik de intonatie niet kan weergeven waarmee hij deze woorden sprak. Ik denk dat Julia toen zij over Romeo sprak, zo gesproken heeft. Wij waren beschaamd, omdat wij … wij in Christus geloofden. Deze man had Christus lief zoals een bruid de bruidegom liefheeft. Deze man is geslagen en gemarteld tot de dood.’’