Dag aan dan draagt Hij ons

Het jaar 2020 is nog maar drie maanden oud en wat maken we veel heftige dingen mee!  Dan denk ik allereerst aan de uitbraak van het coronavirus dat zich wereldwijd aan het verspreiden is en enorme gevolgen heeft. Waar we niet zoveel over lezen is de sprinkhanenplaag die Afrika en het Midden-Oosten teistert, door de Volkskrant ‘Een plaag van Bijbelse proporties’ genoemd. Zelfs in de wereld zien veel mensen intussen dat wat we nu doormaken niet normaal is. Het brengt angst en onzekerheid met zich mee, en dat ook onder christenen.

Ook ik heb van die momenten dat het me benauwd, een soort van knoop-in-mijn-maag gevoel. Misschien herken je het wel bij jezelf. Op die momenten word ik zo teruggeworpen op mijn geloof in God, op de Here Jezus die mijn rots en vaste fundament is. Het geeft me rust, troost en kracht te weten dat God regeert en het wereldgebeuren in Zijn hand heeft. Zijn Woord is het dat me sterkt!

Met deze blog wil ik je graag bemoedigen en je iets meegeven uit Gods Woord, uit Exodus 28 vers 29: Zo draagt Aäron telkens als hij het heiligdom binnengaat, de namen van Israëls zonen op zijn hart, op de borsttas voor de orakelstenen, om de HEER steeds opnieuw aan hen te herinneren.

De eredienst van het volk Israël onder het Oude Verbond kent zoveel diepgang en symboliek waar wij veel van kunnen leren. Een  voorbeeld hiervan is de kleding van de hogepriester. De hogepriester vervulde de hoogste functie binnen het priesterdom. Hij vertegenwoordigde het volk voor God. God had voorschriften gegeven hoe de dienstkleding van de hogepriester eruit moest zien. Zo droeg hij een blauw opperkleed met daarover heen de efod, een vierkleurig schouderkleed. Op de schouders van de efod bevonden zich twee schouderstukken met daarin twee onyxstenen met op elke steen de namen van zes van Israëls zonen gegraveerd (Exodus 28:9-12). Op zijn borst, op de efod, droeg de hogepriester het borstschild met daarop twaalf verschillende edelstenen, met in elke steen de naam van één van de twaalf zonen van Israël gegraveerd, overeenkomstig de twaalf stammen van Israël (Exodus 28:17-21).

Het mooie is, dat telkens wanneer de hogepriester het heiligdom binnenging, hij  de namen van de twaalf stammen van Israël op zijn schouders en op zijn borst droeg, om de Here God steeds opnieuw aan hen te herinneren.

Dit is zo kostbaar! Want net zoals de hogepriester vroeger de namen van alle twaalf stammen van Gods volk op zijn schouders droeg, zo draagt Christus onze Hogepriester (Hebreeën 8:1-2), de Gemeente op Zijn schouders. Het zijn  dezelfde schouders die eenmaal het kruis droegen. En Zijn schouders spreken van Goddelijke kracht en van ondersteuning. Het doet denken aan het gedicht van Voetstappen in het zand. God draagt ons door het lijden heen, op weg naar het Vaderhuis. Dat is niet een gevoel, maar dat is wat Gods Woord ons leert.

Het is echter niet het enige. Er was ook dat borstschild. En dat bevatte twaalf edelstenen met op elke steen de naam van een stam van Israël gegraveerd. De hogepriester droeg dat borstschild op zijn hart. Het leert ons dat God de namen van al Zijn kinderen heel persoonlijk kent. In Jesaja 49:19 staat zelfs dat de namen van Gods kinderen onuitwisbaar in Zijn handpalm gegraveerd zijn. Maar ook dat God ons op Zijn hart draagt en ons liefheeft met Goddelijke liefde.  Ieder kind van God, hoe verschillend ook, is voor Hem als een kostbare edelsteen die Hij op Zijn hart draagt. We zijn waardevol en geliefd door Hem. We zijn duur gekocht en betaald met het bloed van de Here Jezus. Wat een geweldige Hogepriester hebben we! Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons! (Psalm 68:20)

Wat een hoopvolle boodschap en wat een troost voor allen die in de Here Jezus geloven. We hebben hemels goud in handen! Maar ook een geweldige boodschap voor de wereld die in nood is, voor mensen die Christus nog niet kennen. Laten we die boodschap niet voor onszelf houden, maar delen met mensen in onze omgeving. Wees gezegend!