Andrew Chambers werd geboren in Londen. Zes weken oud werd hij in een kindertehuis geplaatst. Omdat zijn toch al zwakke band met zijn moeder was verbroken, miste Andy haar niet. ‘Na een bezoekersdag luisterde ik naar kinderen die huilden en schreeuwden om hun moeder. Ik lag op mijn bed – ik huilde niet’.
Zijn behoefte aan een moeder projekteerde hij op een medewerkster van het kindertehuis. Maar zij moest voor zoveel kinderen zorgen dat ze de rol van moeder voor Andy niet kon vervullen. Andy’s moeder kwam drie keer per jaar op bezoek: in de zomer, met Kerst en op zijn verjaardag.
De kinderen moesten er goed uitzien om bezoekers een positieve indruk te geven van het kindertehuis. Voordat zijn moeder kwam, werd Andy eens gevraagd zich te wassen en aan te kleden. Een medewerkster vertelde later dat Andy antwoordde: ‘Ik heb geen moeder nodig’. ‘Ik denk dat ik al voor mijn puberteit besloot niemand nodig te hebben. Ik vond het moeilijk hulp te vragen, dus ik besloot onafhankelijk te zijn en alles zelf te doen. Daardoor werd niet aan mijn behoeften voldaan. Op school had ik leerproblemen en moeite me te concentreren.’
Andy ging stelen, raakte betrokken bij kleine criminaliteit en gebruikte alcohol. Hij raakte verward over zijn seksuele identiteit. ‘Soms moest ik prullenmanden legen. Dan had ik toegang tot de kamers van anderen. In een daarvan vond ik vrouwenkleding, die ik paste: dat gaf een gevoel van rust en vrede. Dat begreep ik niet, maar het werd een patroon.’ In een andere kamer vond Andy pornografie, wat aanzette tot seksuele fantasie.
Onderdeel van het schoolprogramma was ook dat de politie verkeersborden kwam uitleggen en fietslessen geven. Aan het einde daarvan was er een test. ‘Als we slaagden, mochten we met de fiets terugrijden. Ik had de op één na beste score en ik reed vrolijk naar huis.’ Andy bleef vrolijk rond rijden. Na een tijdje hoorde hij schreeuwen: ‘Andrew Chambers, Andrew Chambers!’ Het gebruik van zijn formele naam betekende problemen. Andy was de tijd totaal vergeten en was te lang blijven fietsen.
Het personeel van het kindertehuis gaf lijfstraffen met wat maar toevallig voorhanden was. Deze keer een bamboestok. ‘Toen ik het gezicht van de medewerkster zag, wist ik dat ik problemen had. Ik rende de hoek onder de trap in. Ze haalde uit naar mijn benen. Leek de controle te verliezen. Ik ervoer het zo dat ze niet mijn lichaam sloeg, maar mijn innerlijke wezen.
‘Deze ervaring plantte een zaadje van bitterheid in me. Ik ging niet alleen die vrouw haten, maar alle vrouwen. Mijn manier om met boosheid om te gaan was het weg te stoppen. Ik leerde met vrouwen om te gaan, in het kindertehuis, op school en later op mijn werk, maar ik haatte vrouwen diep vanbinnen.’
‘In die tijd bestond mijn leven uit het dragen van vrouwenkleren, pornografie, homoseksualiteit en vrouwenhaat.’
Andy kwam tot geloof toen hij 17 was. Even later beëindigde hij een homoseksuele relatie, wat moeilijk was. In de geloofsgemeenschap voelde hij zich een buitenstaander. Hij sprak met niemand en voelde zich anders. Hij probeerde te daten en vroeg een meisje mee uit. Zij stemde toe, maar belde even later om te zeggen dat de relatie niet zou werken. Ze gaf allerlei ‘redenen’, onder andere dat Andy niet spraakzaam genoeg was. De pijn die dit deed, leek erger dan wat vrienden over vergelijkbare ervaringen hadden gedeeld.
Andy vroeg vrienden om gebed. Terwijl ze voor hem baden, herinnerde Andy zich wat er in het kindertehuis was gebeurd. ‘Ik zag mezelf wegrennen van die boze vrouw. Alleen zag ik nu ook Jezus. Toen ik voor haar wegrende, rende Hij achter me aan en gaf me een knuffel. Toen de vrouw me met de stok begon te slaan, realiseerde ik me dat de stok Jezus’ benen had geraakt, niet de mijne. Ik zag wat de Bijbel vertelt, dat de slagen die voor ons bedoeld waren, Hem troffen. Hij droeg onze pijn en wonden in Zijn lichaam.’
‘Die ervaring was een van de vele die me hielpen om het zaad van bitterheid op te geven, jegens mijn moeder en mijn ‘draagmoeder’ in het kindertehuis en vrouwen in het algemeen. Ik moest de haat tegen vrouwen loslaten, mijn eigen behoeften toegeven en vrienden vragen voor me te bidden voor mijn jeugdervaringen.’
In Londen ontmoette Andy Sirkku. Op 24-jarige leeftijd trouwde hij. Hij werd vader van drie dochters. Zijn huwelijk hielp Andy relationele vaardigheden aan te leren en niet altijd een ‘aardige vent’ te zijn. ‘Mijn vrouw zei dat ik niet wist hoe ik mezelf moest verdedigen. Als we ruzie hadden, liet ik haar altijd winnen. Tot mijn verbazing wilde ze dat ik mijn mannetje stond en mijn mening uitte.’
Na zijn verhuizing naar Finland zocht Andy hulp. Hij had wat gesprekken met een oudere vrouwelijke hulpverlener. ‘Ik begreep veel niet van wat ze zei, maar ze sloot elke sessie af met een gebed voor me en ze omhelsde me. Ze kwam dicht bij zitten en tijdens dat proces werd er iets in mij wakker. Van haar heb ik moederlijke liefde kunnen ontvangen. Als ik vroeger naast een vrouw zat, voelde ik me ongemakkelijk en kreeg ik kippenvel.’
De grootste genezing ervoer Andy toen hij inzag dat Gods natuur het moederschap omvat. Dat was een grote leegte in Andy’s leven. Hij kon God niet als een verzorger zien.
‘Een vrouw gaf eens een lezing over ‘Het moederhart van God’. Dat klonk voor mij alsof feministisch gedachtengoed de theologie was binnengedrongen, maar ik luisterde toch naar haar. Ze besprak Bijbelteksten waarin God Zich als moeder presenteert.’ Bijvoorbeeld waar Jezus Zichzelf vergelijkt met een moederkloek. ‘Dat hielp mij om vanuit het moederhart van God te ontvangen tijdens mijn momenten van gebed.’ Geleidelijk aan werd Andy sterker in zijn mannelijkheid. ’Het is een proces, je wordt niet op een ochtend wakker en merkt dat je een hernieuwde man bent.”
Andy werkt voor de Aslan organisatie in Finland en is nationaal coördinator van haar trainingsprogramma ‘Living Waters’, nu Journey Finland. Hij leidde met anderen de Europese bediening van ‘Living Waters’, en gaf vaak onderwijs over het thema seksualiteit.
Andy ziet het groeien in Christus als het belangrijkste middel om seksuele heelheid te bereiken. Hij merkte dat mensen met een homoseksuele achtergrond vaak veel contacten hebben, maar geen diepe, vertrouwens relaties. ‘Ik heb gezien dat veel homoseksuele mannen geen echte goede vrienden hebben. De grootste problemen bij het aangaan van relaties komen voort uit wat er eerder in ons leven gebeurde. Mislukkingen in persoonlijke relaties die iemand met homoseksuele gevoelens kan ervaren, zijn vaak gerelateerd aan de ouder van hetzelfde geslacht. En vaak zijn er problemen in relatie tot het andere geslacht.’
Volgens Andy is er geen verschil tussen seksuele gebrokenheid bij heteroseksuelen en homoseksuelen. ‘Hoewel de gebrokenheid van beide groepen hetzelfde is, kunnen homoseksuelen meer pijn ervaren vanwege de manier waarop anderen hen behandelen. Vaak steunen vrienden heteroseksuele zonden. Iemand met homoseksuele gevoelens is vaak vatbaarder voor afwijzing, vooral op school.
Jorma Jumppanen, vrij vertaald en ingekort met toestemming.
Foto Unsplash