ADVENTSGEDACHTE door Krijn de Jong

Spruite  Davids

Een spruitje heeft de Heer geplant

Te Betlehem in ‘t Joodse land

Uit Davids stam gesproten

Vol Konklijke loten.

Zijn twijgen staan wijd uitgebreid

met bloemen sierlijk overspreid

Als met een paarlen krone

Geen schoonheid is zo schone.

In ‘s Heeren lusthof zal hij staan

vol vruchten die de ziel verzaan.

Zijn loof geneest de kranken

Wijd boven alle dranken.

Gods waarheid zal zijn wortel zijn,

Gods hete liefd’ zijn zonneschijn,

De Grote Geest een reine

En levende fontijne.

O Vader goed, geef dat wij ras

Dit overkostelijk gewas

Met hertenvreugd genieten;

Geen kruis zal ons verdrieten.

Jacobus Revius (1586-1658)

De Dichter

Jacobus Revius is een kind van de Tachtigjarige Oorlog. Hij is fel, soms zelf militant. Hij heeft de mentaliteit van een oorlogsvluchteling. Als baby moest hij al met zijn moeder de stad ontvluchten. Deventer werd ingenomen door de Spanjaarden. Veel later zal hij als predikant terugkeren naar zijn geboortestad. Hij zal in zijn stad Deventer bergen werk verzetten. Hij is er predikant en theoloog, hij schrijft boeken op het terrein van theologie, filosofie en geschiedenis. En hij levert een belangrijke bijdrage aan de Statenvertaling. Over zijn dichterschap schrijft hij: ‘Wanneer de herder moe is van hoeden en drijven, neemt hij de fluit en probeert hij  een liedje’. ‘Zijn liederen verraden een buitengewone gevoeligheid voor klank, ritme en melodie’. In 1630 verschijnt een bundeling van zijn gedichten als ‘een epos der Godsgeschiedenis’. De titel van de bundel is niet direct meeslepend:  ‘De Over-Ysselsche  sangen en dichten’. Echt doorgebroken als dichter is hij niet. De drukker van zijn bundel verzucht: ‘Wie ergens achter de IJssel gedichten zitten te schrijven, bereikt nog niet vanzelf de literaire wereld  in Amsterdam en omstreken’. Ook toen was de randstad dus al dominant. Revius zag het dichten behalve als ontspanning ook als een moeilijk ambacht, maar hij zag het vooral als een middel om zijn Schepper te eren. ‘Ik wil dan mijn stem doen horen alle man, en prijzen Hem zo hoog en verre als ik kan’.

Het gedicht

Je moet het gedicht lezen, en herlezen. Het liefst hardop. Beter nog, het uit je hoofd leren. Bij elke herlezing wordt het levendiger en krachtiger. Het ritme, de rijm en de passie, baant zich een weg naar je innerlijk. Is de dichter in het hart geraakt door de juichkreet van de Oudtestamentische Evangelist Jesaja? ‘Op die dag zal de SPRUIT van de  Heere tot een heerlijk sieraad zijn…’ (Jes. 2:4). De verlossing is in het zicht. Revius plaatst het gebeuren gelijk waar het hoort. ‘In Betlehem, in ‘t Joodse land’. Het Heil is uit de Joden. De Messias is uit David gesproten. Hij is Davids Zoon. De blinde bedelaar Bartimeüs ziet het en roept: ‘Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!’ (Mark. 10: 47). Het spruitje groeit op, er komen twijgen en vruchten. Zijn bloesem is als een paarlen krone. En dan komt, wat mij betreft, de mooiste en krachtigste regel: ‘Geen schoonheid is zo schone’. Schoonste Heer Jezus! Heer alle Heeren! U wil ‘k beminnen, U wil ik eren, Gij mijner ziele vreugd en kroon’. Niets en niemand gaat U te boven. U verzadigt en U geneest. Uw wortels zuigen Gods waarheid op en verspreiden Uw liefde als een reine, levende fontijne. U wil ik omarmen, U wil ik genieten. U gaat al mijn pijn, al mijn verdriet en al mijn bange vragen te boven. ‘Mij is geen waarde, hoger op aarde, Dan U alleen, mijn schoonste Heer’.

Krijn schreef deze tekst voor het blad ‘Op weg met de ander’. We plaatsen hem met zijn toestemming.