Het was de ochtenddienst van zondag 22 december. De 4de adventszondag. Hoe werkt dat toch, dat toeleven naar Kerst als single. Verlangen naar Kerst? Naar het Kerstkind? Of zoals in mijn geval naar 10 januari, het moment dat iedereen weer normaal doet, de dagen weer langer worden en mijn somberheid weer door het aanzwellende licht verjaagd wordt?
Tijdens de dienst kwam Henoch nog even langs. Je weet wel, waarvan geschreven staat in Genesis 5: “Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg.” De voorganger vertelde hoe een kind dit ooit verteld had. Dat Henoch elke dag samen met God een stukje ging wandelen. En iedere dag wandelden ze een stukje verder en praatten ze met elkaar, over de gewone en de ingewikkelde dingen. En elke dag liepen ze een stukje verder. Ze vonden het fijn samen. Tot ze op een dag heel lang gewandeld hadden en ze even stil stonden. Toen zei God tegen Henoch “Je bent nu zo ver weg bij je eigen huis vandaan en we zijn nu heel dicht bij mijn huis, zullen we naar Mijn huis gaan?”
Dit riep bij mij veel verlangen op. Wandelen met God! Het lukt me zo vaak niet. Werken voor God, lukt nog wel eens, volgen wordt al ingewikkelder. Maar wandelen? Gewoon ontspannen met God mee lopen? Zucht.
Na de dienst naar huis. De auto gepakt en naar moeder gereden voor de koffie met wat andere familie erbij. Gewoonte getrouw praten we veel over niks, en zeiden niks over waar het werkelijk om gaat. Onderhuids verlangde ik te wandelen met God.
Toen ik terug ging naar huis was het gevecht tussen zon en regen duidelijk waarneembaar. Ik reed met de zon in de rug richting de polder. Die zag zwart en de regen striemde neer. Met daarvoor een fraaie regenboog. Ik hoopte dat die nog even bleef staan. In de polder met een bocht richting de dijk gereden en over de dijk mijn weg vervolgd. Rechts het water met daarboven de laaghangende zon, en links de akkers met de regen. Op de dijk regende het licht. De lage winterzon wist onder de wolken door ver de polder in te schijnen. Links, op een meter of 30 naast de dijk stond de voet van de regenboog. Voor mijn gevoel kon ik hem aanraken. Opnieuw dat verlangen om als Henoch te wandelen met God. Ik reed mijn normale snelheid. En steeds als ik links keek was die regenboog daar. Zo dichtbij dat hij voor de boerderij stond waar ik langs reed en voor dat groepje bomen. Bijna 10 minuten was die regenboog daar. Steeds op dezelfde plek links van mij. Als een trouwe wachter die met me mee reisde. Het was alsof God me liet zien: “Kijk, Ik ben bij je. Ik reis met je mee.”
Mijn verlangen voor de toekomst is om elke dag een stukje te wandelen met God. Elke dag een stukje verder. Tot God zegt: “We zijn nu zo ver bij jouw huis vandaan, zullen we naar Mijn huis gaan?”
Boudewijn
December 2024
Foto Unsplash