AAN TAFEL MET DE KONING

Toen Koning Willem-Alexander 50 jaar werd, nodigde hij 150 gasten uit voor een feestelijk diner op het Koninklijk Paleis Amsterdam. Deze gasten hadden één ding gemeen: ze waren net als de koning jarig op 27 april én bereikten dat jaar een kroonjaar. Zij kregen vrije toegang tot het Koninklijk Paleis en mochten aan tafel gaan met de Koning. Zeker vrije toegang, maar vermoedelijk waren er wel restricties aan verbonden. Zo zal er vooraf ongetwijfeld een uitgebreide screening zijn gedaan van de genodigden. Immers, alle  veiligheid moest in acht worden genomen. Er werd geen enkel risico genomen. En wellicht moesten de genodigden ook enige etiquette regels worden bijgebracht. Tafelmanieren, de  juiste wijze van  aanspreken van de Koning en Koningin en waarschijnlijk gold er ook een zekere dresscode.   

Hoe anders is dit in de relatie met onze hemelse Vader, dé grote Koning. In de Hebreeënbrief staat het zo mooi verwoordt: Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip (Hebr.4:16). Wij mogen op elk moment én vrijmoedig naderen voor de troon van God, voor Hem verschijnen in Zijn Koninklijk Paleis. En wij hebben Vrije Toegang omdat Zijn Zoon, de Heere Jezus, de weg voor ons tot de Vader heeft bereid met Zijn bloed. Vrije Toegang betekent komen zoals je bent, vrij van etiquettes waaraan je moet voldoen. En in alle vrijmoedigheid, dus zonder schroom, onbevangen, open en vrij en zonder angst!

Het offer van de Heere Jezus is genoeg. Hij baande voor ons de weg. Het is alweer een tijd geleden dat me dit bezighield. Hoe is het mogelijk dat ik – veel minder dan een stofje aan de weegschaal (Jes. 40:15) – voor de troon van de heilige hoogverheven eeuwige en almachtige God mag komen? Toen ik hier destijds zo over nadacht, verscheen in mijn denken een afbeelding van een grote troon en vanaf die troon was een rode loper uitgerold waarover ik mocht naderen. De rode loper als symbool van het bloed van Christus, de enige weg tot Vader God!

Naderen in de hemelse troonzaal en aan tafel plaatsnemen bij de grote Koning doet mij ook denken aan Mefiboseth. Zijn geschiedenis lees je in 2 Sam. 9. Daar wordt beschreven dat de nieuwe koning David zich edelmoedig toonde jegens  Mefiboseth, die een kleinzoon van Saul en zoon van Jonathan was. Het koningschap was van Saul afgenomen en aan David gegeven, want Saul was God ongehoorzaam. Nu was het in die tijd vrij normaal dat een nieuwe koning alle nakomelingen van een vorige koning uitroeide ter voorkoming van een staatsgreep. Maar David deed dat niet. Integendeel, hij bewees de overgeblevenen van het huis van Saul juist eer. Hij hield zich daarmee aan een gelofte die hij had gedaan aan Jonathan en aan Saul om hun nageslacht niet uit te roeien (1 Sam. 20:14-17, 42; 24:22-23). Wat er dan gebeurt is zo mooi! Als David navraag doet naar overgeblevenen van het huis van Saul, blijkt er een zoon van Jonathan in leven te zijn die kreupel is aan beide voeten (2 Sam. 4:4). Nu was van David bekend dat hij een hekel had aan kreupelen en blinden (2 Sam. 5:8). Laat nu uitgerekend de zoon van Jonathan, en kleinzoon van Saul, kreupel zijn aan beide benen. En wat doet David? Hij bewijst Mefiboseth eer en geeft hem de akkers van Saul terug. Dat was genoeg geweest om zijn gelofte in te lossen. David gaat echter verder: Hij zei tegen Mefiboseth: Wees niet bevreesd, want ik zal u zeker goedertierenheid bewijzen omwille van uw vader Jonathan. Ik zal u alle akkers van uw vader Saul teruggeven, en ú zult voortdurend aan mijn tafel de maaltijd gebruiken (2 Sam. 9:7). En zo gebeurt het dat deze kreupele man voortaan elke dag aan tafel bij de Koning schuift alsof hij een van de zonen van de Koning is.   

Intens mooie woorden! En met zo’n kostbare diepere laag eronder. David is hier een schaduwbeeld van de grote Koning, van God de Vader. En Mefiboseth met zijn fysieke gebrokenheid verwijst naar ons mensen die leven in zonde en  gebrokenheid. Door het offer van de Heere Jezus is het echter mogelijk om ‘aan tafel bij de Koning’ te gaan. Immers, Hij droeg op het kruis al onze zonden! Daarom is er Vrije Toegang! We mogen vrijmoedig komen. De maaltijd houden betekent hier gemeenschap of vertrouwelijke omgang met iemand hebben. En dat mocht de kreupele Mefiboseth met Koning David. En dat is wat wij mogen hebben met de grote Koning, met God de Vader. En zoals David een hekel had aan kreupelen en blinden, weten we uit Gods Woord dat God, die  heilig en rechtvaardig is, de zonde haat. Mefiboseth verscheen kreupel aan tafel bij de Koning. Maar als David naar hem keek, keek hij niet naar de beide kreupele benen (wellicht waren deze onzichtbaar onder de tafel): David zag Mefiboseth en misschien zag hij wel de trekken van zijn geliefde vriend Jonathan in hem.

Als wij komen en tijd met de grote Koning doorbrengen en genieten van alle gerechten die Hij ons geeft (in Zijn Woord, in het kennen van Hem), dan kijkt Hij niet naar onze zonden. Die zijn weggedaan in de diepten van de zee. Hij denkt er niet meer aan! Hij kijkt naar ons als Zijn geliefde kinderen, als vrijgekochte gereinigde mensen. Als Hij ons ziet, ziet Hij trekken van Zijn Zoon in ons. Christus in en door ons! Hij stierf in onze plaats zodat wij nu vrijmoedig voor Gods Troon mogen naderen.  Wonderlijke genade! Als jij worstelt met je seksuele identiteit of met welke vorm van gebrokenheid (kreupelheid) dan ook, weet dat de rode loper ook voor jou is uitgerold. Het is zo waardevol om te leven in die kostbare gemeenschap, in vertrouwelijke omgang met de grote Koning. Elke dag dekt Hij de tafel voor twee. Schuif jij aan?

Foto Unsplash